de echtgenoot 3 | Greet Mertens

Greet Mertens

swan with wings open

de echtgenoot 3

Ik kom terug van een wandeling. Ik zet mijn schoenen te drogen en ga in bad. Ik steek de kachel aan. Ik maak thee. Ik schuif mijn stoel voor het raam en bel de echtgenoot.

“Ik wil iets met je bespreken,” zeg ik, “heb je nu tijd?”

“Zeg het maar,” zegt hij.

“Ik wil het huis verkopen. Ik kan hier niet blijven. Ik heb geld nodig en ik kan jou niet uitkopen. Dus moeten we het huis verkopen.”

“Wow, waar komt dit vandaan? Zover is het toch nog niet.”

“We wonen nu twee maanden apart. We moeten het misschien maar officieel maken.”

“Meen je dat?”

“Ja.”

“Dat kun jij toch niet in je eentje beslissen.”

“Ik heb er over nagedacht.”

“Ik heb er toch ook iets over te zeggen.”

“Ik wil niet meer bij je terug.”

“Ik ben het er niet mee eens.”

“Jij bepaalt niet wat ik wel en niet moet willen.”

“Jij ook niet.”

Ik stop met praten. Ik zie twee mezen in het vogelhuisje zitten. Ik hoor hem kuchen.

“Ik denk dat we dit beter niet over de telefoon bespreken,” zeg ik.

“Nee,” zegt hij.

De volgende middag staat hij voor het raam. Ik loop naar de deur om hem binnen te laten. Hij doet zijn schoenen uit en hangt zijn jas op. Hij wacht tot ik hem voor ga naar de kamer. Ik ga op de bank zitten. Hij in de fauteuil. Er staat thee klaar en chocola. “Of wil je liever koffie,” zeg ik. “Thee is goed,” zegt hij. “Weet je het zeker,” zeg ik, “ik heb ook koffie.” Laat maar,” zegt hij.

Ik schenk thee in. Hij neemt geen chocola.

“Je hebt me laten schrikken, gisteren,” zegt hij.

“Sorry.”

“Dan bevries ik.”

“Dat weet ik, sorry.”

“Ik ben er nog niet aan toe om grote keuzes te maken.”

Ik zeg niets.

“Je dwingt me om iets te beslissen wat ik niet wil. Jij wil dit ook niet. Het is niet eerlijk. Je moet me de kans geven om het op te lossen.

“Ik heb lang genoeg gewacht.”

“Nu doe je het weer.”

“Wat?”

“Die stelligheid. Zo valt er toch niet te praten.”

“Sorry.”

“Ik stel voor dat we het nog een keer proberen voor een paar maanden. Geen radicale keuzes. Gewoon kijken hoe we hier samen uit kunnen komen.”

Ik zeg niets. Hij praat verder, herhaalt dezelfde woorden. Hij eet het ene stukje chocola na het andere. Ik raak de draad kwijt. Ik sta op en haal nog wat chocola.

“Wat ik wilde zeggen is dat ik niet terug wil,” zeg ik.

“Dat zei je, ja.”

“Ik meen het.”

“En je zei ook dat je hier niet kunt blijven.”

“Ik moet er volgende week uit.”

“Waar ga je dan naartoe?”

“Ik weet het niet.”

“Kom gewoon naar huis. Dan zien we wel hoe het verder gaat.”

“Ik weet het niet.”

“Ik kom je helpen met inpakken.”

“Dat is niet nodig.”

Ik leg mijn hoofd in mijn handen en sluit mijn ogen. Het blijft een tijd stil.

“Ik ben blij dat we dit hebben kunnen bespreken,” zegt hij.

Ik antwoord niet.

“Ik bel je wel,” zegt hij.

Als hij vertrokken is trek ik mijn jas aan en loop naar buiten. Het schemert. In het huisje van de buurman zijn de lichten aan. Ik loop de andere kant op.