Het is ijskoud in huis. De verwarming doet het niet. Ik bel de installateur. Hij komt vandaag nog langs.
Ik poets de badkamer. Snel, met een doekje en allesreiniger ga ik de oppervlakten langs. Het ruikt heerlijk. Op de verpakking lees ik: basilicum en vertivert gras. Als ik het opzoek, vind ik dat vetiver een Aziatische grassoort is die ontspanning brengt overal waar overprikkeling is. Ik besluit om meteen ook de keuken te poetsen. Als ik schoon water in de emmer doe, zie ik mijn moeder met een spons en een fles schuurmiddel het bad schrobben. Naast haar zie ik de man bij wie ik ben weggegaan op zijn knieën schimmel tussen de tegels wegschrapen. Ik loop terug naar de badkamer en controleer de tegels. Er zit schimmel boven de badrand en in de hoeken van de tegelwand. Ik had het al gezien en ik had al besloten om er geen aandacht aan te schenken. Ik haal een schuursponsje en bij gebrek aan schuurmiddel een fles witte wijnazijn. Na vijf minuten geef ik het op. Ik heb spijt dat ik er aan begonnen ben. Ik spuit nog wat allesreiniger op de tegels en veeg de zure geur weg. Ik heb geen zin meer om de keuken te poetsen. Ik maak koffie en verdiep me in een kruiswoordpuzzel. Na een half uur heb ik het zo koud dat ik niet kan blijven zitten. Ik zet de radio aan, vul de emmer opnieuw met water en begin aan de keukenkastjes. Klassieke hits: Vivaldi, Bach, Debussy. De klanken van mijn jeugd. In elke kamer van ons huis stond een transistorradio, door mijn vader verzameld of zelf gemaakt. Een voortdurend gefluister dat de kamers met elkaar verbond. Nauwelijks verstaanbare stemmen, vervloeiende tonen van piano en orkest. Het volume stond op bijna onhoorbaar. Af en toe, als iets zijn aandacht had getrokken, liep hij er naartoe om het geluid harder te zetten. Dan bleef hij staan tot het voorbij was, draaide de knop terug en ging weer aan het werk. Ik zet het volume op 8 zodat ik door de klanken omhuld word. Alleen bij het poetsen kan ik muziek verdragen. Verder verdringt muziek elke activiteit, ik kan er eenvoudigweg mijn aandacht niet van af houden. Als de radio een volledige symfonie van Mozart aankondigt, begin ik plezier te krijgen in het schoonmaken. Ik laat het schuursponsje voor wat het is. Met doek en spuitfles sop ik de kastjes, het aanrecht, het fornuis en de koelkast. Ik pak de dozen uit en geef alles een plek. Het is donker als ik klaar ben. De installateur is niet gekomen. Ik eet een restje soep zodat ik geen rommel hoef te maken in de keuken en stook de laatste houtblokken op. Ik zet een breiwerk op, open een fles rode wijn en stream een documentaire over een zelfvoorzienende boerderij totdat de kachel uitgaat.
In de ochtend wacht ik. Ik informeer me over mogelijke oorzaken van de storing. Een vriendin vraagt of ik mee ga wandelen. “ De installateur komt, ”zeg ik. Tijdens het wachten maak ik twee sudoku's en kijk een filmpje van een vrouw die alles weet over zuurdesembrood bakken.
Na de middag loop ik de checklist na die ik op internet heb gevonden. Ik vervang de batterijen van de thermostaat. Ik vind achter in de keukenkast een handleiding van de ketel. Ik check de stoppen in de meterkast en controleer de waterdruk. Ik hoor geen tikkende geluiden. Alles is gecheckt, er moet een gecertificeerde installateur bij komen. Ik bel hem. Hij zegt dat hij vandaag komt.
Omdat ik het huis niet uit kan, maak ik een lijst van dingen die ik had willen kopen als ik niet had moeten wachten: potaarde, bouillonblokjes, een droogrek, een lintmeter, panty's. Bij de vrouw van het filmpje bestel ik een zuurdesemstarter. Uiteindelijk ga ik toch maar aan mijn schrijftafel zitten en verbeeld me dat er uit de aarde rond mijn huisje een onzichtbaar vlies opstijgt dat zich sluit als een luchtbel en iedereen tegenhoudt die van plan is om bij me aan te kloppen. Ik trek de tijd naar binnen. Hij is van mij nu. Ik zet een muts op, ik heb gehoord dat via het hoofd de meeste warmte verdwijnt, en wikkel mezelf in een deken. De woorden komen heel langzaam, alsof ik ze ver weg uit een andere wereld moet los peuteren. Ik zie ijsbloemen op de ramen. Ik mag niet bij mijn moeder in bed, want dan kan mijn vader niet slapen. Ik loop alleen terug naar mijn kamertje.
Het is donker. De installateur is niet gekomen. Ik zoek met een zaklantaarn achter de schuur of er nog hout is. De vorige bewoner heeft een stapel boomstammen achter gelaten. Ze passen niet in de kachel. Ik rol me op onder het dekbed. Ik slaap met mijn kleren aan.
In de ochtend koop ik een hakbijl en een kettingzaag. Ik informeer me over het zagen en hakken van haardhout. Ik kies een stuk tuin met een vlakke ondergrond en sleep stam voor stam er naartoe. Met een paar stenen zorg ik ervoor dat ze niet gaan rollen terwijl ik aan het zagen ben. Ik meet stukken van dertig centimeter af en zaag de stam tot driekwart in. Dan draai ik de stam om en zaag hem doormidden. Vervolgens graaf ik een gat en duw er het hakblok in totdat het stabiel staat en tot kniehoogte reikt. De vorige bewoner van het huis moet moet minstens twee meter geweest zijn. Tegen de tijd dat het donker wordt heb ik de boomstammen in stukken gezaagd en een halve kruiwagen brandhout gehakt. Het is inmiddels gaan regenen. Ik leg een paraplu over de kruiwagen en breng het gereedschap naar de schuur. Met een zaklantaarn doorzoek ik de spullen die in het schuurtje zijn achtergebleven en vind een doosje reservelampen. Ik draai een nieuwe lamp in de fitting. Dan veeg ik het gereedschap schoon en leg ze op de kartonnen verpakking van de kettingzaag. Ik heb spijkers nodig om ze te kunnen ophangen.
In de avond schrijf ik een brief aan de man bij wie ik ben weg gegaan. Ik schrijf snel. Ik schrijf drie blaadjes vol. Ik stop de brief in een envelop en plak hem dicht. Ik haal het dekbed van het bed en slaap op de bank.
In de ochtend staat de installateur in de kamer. Hij zegt: ”Wat kan ik voor u doen?” De installateur is een dikke man met bakkebaarden. Ik trek mijn sokken aan. Ik hou het dekbed om me heen. Het regent weer. ”Zal ik koffie zetten,” zeg ik.” “Dat sla ik niet af,” zegt de installateur. Ik loop naar de slaapkamer om me aan te kleden. De installateur heeft zijn jas uitgetrokken en zit aan de keukentafel.“Wilt u ook een geroosterde boterham?”vraag ik. ”Daar zeg ik geen nee tegen,”zegt hij. We eten brood met kaas en jam en drinken twee koppen koffie met warme melk. De installateur vertelt over de verkeersproblemen bij de rotonde in het dorp en dat onze politieke vertegenwoordigers weigeren om er iets aan te doen. Hij vertelt over de opening van de winkels op zondag en dat de kleine ondernemer het steeds moeilijker krijgt. Hij vertelt over zijn zoon die bijna profvoetballer is geworden. En over het vakantiepark, dat er nu al 50% permanente bewoning is. Ik luister en knik en ben het met alles eens. “De verwarming doet het al de hele week niet,”zeg ik. “Ik zal u laten zien hoe u de ketel kunt resetten,”zegt hij, “het staat ook in de gebruiksaanwijzing, heeft u die gelezen.” “Ik heb de gebruiksaanwijzing gelezen,”zeg ik,” de resetknop doet het niet.” De installateur drukt de resetknop in. De ketel springt aan. “Zo, dat is weer gefikst,”zegt hij.
In de middag zit ik voor het raam te schrijven. De laatste bladeren vallen van de bomen. Het regent nog steeds. Ik werk aan een verhaal over de oorlog. Eigenlijk gaat het over de grote toren die werd opgeblazen door de vijand. Eigenlijk gaat het over de kleine jongen die opgroeide in de schaduw van de toren. Ik zie mijn vader in de tuin staan met zijn handen op de rug. Zijn blik strak van me afgewend. Als hij kon zou hij me tegenhouden. Ik wil gaan waar hij niet wilde gaan.
Het wordt donker. Ik heb het koud. De ketel is weer uitgevallen. Ik druk op de resetknop. Er gebeurt niets. Ik trek mijn laarzen aan. In het licht van de open schuur hak ik een halve kruiwagen vol.