de restaurateur | Greet Mertens

Greet Mertens

bird feeding a little bird in nest on tree

de restaurateur

In de ochtend is er regen. De bomen dragen zwaar hun laatste bladeren. Koffie met warme melk. Zuurdesembrood. Frambozenjam. Ik schrijf de nachtgedachten van me af. Dit is goed. Dit is een nieuw begin.

Dozen uitpakken. Boeken. Ik vul de boekenkast, daarna de vensterbank. Ik wikkel het schilderijtje uit de verhuisdeken. Het schilderijtje waarop mijn moeder staat als meisje van acht, met haar roze jurkje, haar roze strik en haar lange golvende krullen, het gezicht ernstig en wachtend tot de schilder zegt dat ze weer mag gaan. Er zit een scheurtje onder haar linker oog. Dat moet bij het vervoeren gebeurd zijn. Ik ben niet voorzichtig genoeg geweest. Ik ben niet voorzichtig. Ik hoor: kun je niet wat voorzichtiger zijn. Ja, sorry, zeg ik hardop, ik ga beter mijn best doen. Ik wikkel het schilderijtje terug in de deken. Ik vouw mijn truien, ik veeg de kopjes schoon, ik hang het gordijn op. Soep. Ik leg een tafelkleedje over een hoek van de tafel en knip verse peterselie over de soep. Tegenover me ligt het schilderijtje. Ik kan er niet naar kijken. Er is niemand om me voor te schamen, toch krijg ik geen hap door mijn keel. Ik zoek op mijn telefoon. Ik vind een schilder/verzamelaar/restaurateur. Het is een half uur rijden.


De restaurateur is een kleine man met een grote bril. “Ik ben onvoorzichtig geweest,” zeg ik. Hij wacht. Ik reik hem de wikkel aan. Hij aarzelt. “Het is mijn moeder,” zeg ik. Hij kijkt naar de wikkel. “Ze heeft een sneetje onder haar linkeroog.” Behoedzaam neemt hij de wikkel van me over en legt hem op de werktafel. Hij knipt de lamp aan en haalt dan met trage bewegingen het schilderijtje tevoorschijn. Het glanst onder het gelige licht. Met beide handen losjes om de lijst, wentelt de restaurateur het schilderijtje in het licht. Hij haalt het naar zijn gezicht en ruikt er aan. Dan legt hij het zachtjes weer op tafel en neemt zijn vergrootglas. Een tijdje staat hij gebogen over de tafel heen. Dan zegt hij: “Je kan het over drie dagen weer ophalen.”


Ik ben weer thuis. Hout in de kachel. Spaghetti met aubergines. Wijn. Ik probeer muziek. Toch maar een film. Ik droom over een meisje dat zich verstopt onder het bed en daar verhongert omdat niemand haar komt zoeken.


De volgende ochtend sta ik weer in de werkplaats van de restaurateur. “Je bent te vroeg,”zegt hij. “Mag ik kijken,”vraag ik. Hij denkt na. Dan loopt hij naar de werktafel en knipt de lamp aan. Ik wacht. Hij zegt: “Nergens aankomen.” Ik ga aan de hoek van de werktafel staan. Hij zet de radio aan. Mozart. Ik zie hem het werkblad schoon vegen met een zachte borstel, er een wit gesteven laken overheen leggen. Ik zie hem met een pincet de losgeraakte draden van het canvas naast elkaar leggen, ze met een kwastje glad strijken, ze bedekken met een flinterdun papiertje. Ik zie hem lijm maken en stukjes canvas knippen, olie mengen, kwasten sorteren en spateltjes schoonvegen. Ik zie zijn handen. “Dit is het voor vandaag,” zegt hij, ”ze moet een nachtje rusten.”


Op de weg terug raak ik verdwaald. Mijn telefoon is leeg. Het is al donker als ik thuis kom. Houtkachel. Chips. Wijn. Ik probeer een boek. Ik huil. Ik lees honderd bladzijden en huil nog steeds. Ik droom over een meisje dat naakt in de wind staat. Ze bevriest omdat niemand haar komt redden.


Ik sta bij de werkplaats als de restaurateur komt aanlopen. Hij glimlacht als hij met ziet. Hij opent de deur met een grote sleutel. Zijn bril is beslagen. Hij haalt een zakdoek uit zijn broekzak om hem schoon te vegen. “Goedemorgen,”zegt hij, “wilt u een kopje koffie?” “Met warme melk graag,”zeg ik. We drinken koffie. Hij zet het schilderijtje op een schildersezel en knipt de lamp aan. Hij verzamelt flesje en tubes, kwasten, doeken, bakjes, een palet. Ik zie hem het schilderijtje schoon maken, verf mengen, met de punt van een kwastje kleine beschadigingen wegwerken. Dan begint hij aan het linkeroog, stipje voor stipje, traag gaat het, geduldig. Ik zie hoe het meisje dat mijn moeder is onder zijn handen zichzelf wordt. Hij staat een tijdje stil naar haar te kijken. “Ze moet weer even rusten,”zegt hij. “Morgen is ze klaar.”


Ik begin al in de auto te huilen. Voor mijn huis blijf ik zitten zodat het weer donker is als ik binnen kom. Kaarsen aan. Muziek aan. Extra moeite doen om iets lekkers te koken. Gebakken rijst met snijbonen en bietenburger. Wijn. Ik zet een breiwerk op. Ik zet de televisie aan. Ik zet thee. Ik lees in bed. Ik slaap niet.


In de ochtend koffie met warme melk. Geroosterd brood. Er hangt mist. Ik sluit de wasmachine aan. Ik schrijf ideeën op voor een nieuw project. Ik laad mijn laptop op. Ik wacht. Ik rijd naar de werkplaats van de restaurateur. Hij werkt aan een groot schilderij van een heidelandschap. Mijn schilderijtje staat op de ezel. Het roze jurkje springt bijna uit de lijst. “Ik kom haar ophalen,” zeg ik. “Ze is mooi geworden, vind je niet?” “Ja,” zeg ik, “heel mooi. Dankjewel.” “Zal ik haar voor je inwikkelen?” “Ja, graag.”


Thuis wikkel ik het schilderijtje voorzichtig uit de deken. Ik sla een spijker in de muur. Naast het raam in de kamer. Met beide handen om de lijst hang ik het schilderijtje op.