We staan aan de straat die gevaarlijk is.
Het ongeduld van mijn moeder in mijn springgrage voeten.
Er is haast en er zijn auto’s die niet stoppen.
Aan de overkant mijn opa. Hij is de oudste man die ik ooit gezien heb.
Mijn moeder kijkt achterom. De deur van de winkel staat open. Iemand loopt binnen.
Ik trek aan haar arm. Het kan. Niet rennen, want dan val je. Dat zegt ze iedere dag.
Ik ren langs mijn opa en verdwijn in het huis zonder om te kijken.
Zo ga ik van hand tot hand. Of bijna toch.