Spiegelbeelden | Greet Mertens

Greet Mertens

iemand schrijft op een laptop

Spiegelbeelden

Leuven, 16 maart 2021

Lieve zus

Dankjewel voor je brief en voor de vraag om verder te schrijven. Het doet me goed zo ook een beetje dicht bij jou te zijn. Er is een raar dubbel gevoel na de intense weken die achter ons liggen. We hebben die samen beleefd, samen gedragen. Het voelt tegelijk goed en verwarrend dat het voorbij is. Het zou me goed doen als ik nu gewoon de trein kon nemen, de grens overgaan en naar je toe komen om gewoon samen wat te praten en te zwijgen. Voorwaardelijk nog, voorlopig. Ik vraag me af hoe het voor jou is nu, vraag me af hoe het voor mij zal zijn, binnen enige tijd. Maar goed, dat komt nog wel, ooit eens in de volgende maanden, hopelijk.

Ik las je brief, en een eerste beeld dat naar me toe kwam was iets van: zoveel spiegelbeelden. Het is me het voorbije jaar zo vaak opgevallen in onze verhalen, wanneer we de tijd hadden om rustig wat door te praten, dat er zoveel spiegels zijn. Dingen waarvan ik dacht dat ze alleen in mij waren, en die ik zo vaak weerspiegeld zie.

Ga vooral door, zou ik zeggen, met je autobiografisch project. De vorm zal zich wel aandienen. En je ervaringen zullen zeker gevoeld kunnen worden door anderen. Zo vaak heb ik mezelf ook gezegd dat mijn leven hoogst oninteressant is voor anderen, dat er niets spannends gebeurt, voor anderen dan. Hoe zouden mijn woorden iets kunnen betekenen voor anderen? Na lang geworstel – “Jan, wanneer ga je nu eindelijk eens een boek schrijven?” – heb ik me verzoend met de vorm waarin ik meestal schrijf, zonder het grote werk uit te sluiten. Maar het voelt beter dat ik voorlopig gewoon in mijn vorm kan blijven, dat ik kan proberen mooie woorden te zoeken die geïnspireerd zijn door mijn erg kleine belevenissen. Ik hoop altijd dat die woorden de aandacht zullen krijgen, niet ik. En vaak lukt dat ook een beetje, als ik mag geloven wat mensen me zeggen. Op een van de stukjes die ik schreef over onze zaterdagen in het huis reageerde een vriendin dat ze zo blij was dat ze dankzij mijn woorden opnieuw kon beleven wat ze zelf meemaakte na de dood van haar vader, wat toen moeilijk verliep en waar ze toen geen woorden voor had. Dan voel ik me dankbaar. Als jij je verhaal kunt vertellen, in de vorm die voor jou goed aanvoelt, zul je ook merken hoeveel mensen zich erdoor aangeraakt voelen. Misschien moet je niet alle vragen vooraf beantwoorden, denk ik, en gewoon beginnen schrijven. De vorm vindt jou wel.

Het lijden… Ik bewonder het erg dat je zo recht op je doel wilt afgaan. Dat is dapper. Atonement… Wat een woord… (Ik denk natuurlijk meteen aan de roman met die titel…) Maar er is meteen ook dat spiegelgevoel, met dingen die ik zelf voel. Ik denk nu aan een woord als erfschuld. Het is iets in onze familie, het komt ergens vandaan. Boete doen, dat zijn woorden met veel gewicht. Ik heb het voorbije jaar een paar keer een gesprek gehad met mensen die gelovig zijn over de beelden uit de christelijke traditie. Die woorden hebben vaak een speciale aantrekkingskracht. De beelden zijn sterk. Maar ik merk ook hoeveel moeite ik heb met sommige beelden. Onder meer het verhaal van Pasen. Het valt me zo moeilijk om daar vreugde in te voelen, zoals de gelovigen wel voelen, blijkbaar. Het eerste wat naar me toekomt bij dat verhaal is de ultieme, totale eenzaamheid van die mens aan dat kruis. Een mens die door mensen is gemarteld en vernederd, een mens die door mensen op een gruwelijke wijze ter dood wordt gebracht, en die dan op dat ultieme moment alleen maar kan voelen dat god hem verlaten heeft. Ik heb het steeds moeilijker met de cultus van dat lijden, niet met het idee van lijden op zich. Dat je gaat verheerlijken dat een concrete mens eerst zoveel moet lijden, om daarna dan verlossing te vinden voorbij de dood, dat die verrijzenis dan hoopvol is, dat is moeilijk. Mijn progressieve gelovige vrienden wijzen me er dan op dat de beeldentaal net een teken is dat het mogelijk is dat er een einde komt aan een onrechtvaardige toestand, dat verzet tegen een zinloos en cynisch regime niet zonder hoop is, dan wringt het nog steeds. Dat mensen hier op aarde lijden, als deel van een existentieel verzet tegen zinloosheid, en dat dat ertoe kan leiden dat andere mensen een beter leven krijgen, dat begrijp ik. Maar die cultus van het lijden begrijp ik niet. Die hele beeldentaal van het lam gods dat zichzelf opoffert om anderen te redden, dat klopt voor mij dan weer net niet. Ik voel me sterk ontroerd door het levensverhaal van Sophie Scholl, in de oorlog. Haar moed maakt me nederig, maar haar lijden is gruwelijk, zonder meer. Ze was nadien heel erg dood, en dat is ze nog steeds. Maar de herinnering aan haar leeft nog wel. Het is misschien een subtiel onderscheid, maar voor mij is het relevant.

Het idee van een soort erfschuld herken ik wel goed, ook in mijn lichaam. Jij en ik, en anderen in onze familie, we dragen de wonden van anderen. Ik zou het nog altijd beter willen kunnen zien. Wat is er juist gebeurd? Hoe is het tot bij ons gekomen? Hoe is het doorgegeven? Het is heel oer. Ik merk het in mijn relaties, in mijn ingewikkelde relatie met mijn lichaam, hoe er ergens diep vanbinnen een soort schuld is. Een soort risico, dat maakt dat ik gedoemd zou zijn om iets te herhalen. Ik twijfel nog over die boetedoening. Misschien is alleen zijn en geen kinderen hebben een vorm van boetedoening, vermijden dat iets zich doorzet, vermijden tegelijk ook om het alternatief te voelen. Diep in mij is er ook een immens gevoel van verzet en kwaadheid. Maar het is ook ouder, dat gevoel van ‘bij mij stopt het’. Wat ‘het’ juist is, is niet altijd glashelder. Het is alleszins een drang om een keten van die erfschuld te stoppen. Soms denk ik nu dat die keten ook gestopt is bij mij. Is het in die zin een vorm van liefde dat ik geen kinderen heb? Dat is een te moeilijke vraag. Het is wel een gevoel dat verzet nodig is, dat boetedoening alleen net te veel alleen maar het dragen van het kruis zou zijn. Als ik, naar aanleiding van iets, een tv-programma of zo, ineens voel hoe er een leeuw is in mij die mensen wil beschermen die misbruikt zijn, dan overweldigt mij dat, en stelt het me tegelijk ook gerust. Het verzet is er. Misschien is dat een interessante gedachte voor jou, of er naast de boetedoening ook verzet is.

Soms heb ik wel het gevoel dat ik mee een erfschuld draag van alle mannen. Soms voelt dat zo. Die immense hoop pijn en lijden die is aangericht door zoveel mannen doorheen de tijd. Dat spoor van vernieling dat ze nalaten in de geschiedenis. Dat weegt wel. Het heeft heel erg lang geduurd eer ik naar mezelf kon kijken als een man. Ondertussen lukt het me goed, kan ik ook aanvaarden dat anderen me uitleggen waarin ik wel mannelijk ben. En in de mate dat ik dat ook gewoon toelaat, wordt het ook rustiger, is er minder kans dat het gevaarlijk of vernietigend wordt. Een van de goede dingen van de voorbije relatie die ik had tot voor kort is dat ik heb gevoeld dat ik er eigenlijk op kan vertrouwen dat mijn lichaam wel grenzen aanvoelt en me beschermt tegen dingen die niet goed zouden zijn, tegen een ‘gebruik’ van anderen voor mezelf. Soms is er voor dat stuk misschien wel een gevoel van boetedoening, een gevoel dat ik mee iets moet helen wat anderen kapot hebben gemaakt en nog steeds doen.

Het klimaat. Dat is een moeilijke gedachte. Daar is er letterlijk een historische verantwoordelijkheid van een aantal generaties mensen. Er is het besef dat onze kinderen op een heel onvrije manier de gevolgen zullen moeten dragen van wat mensen die voor hen kwamen niet hebben gedaan. Het is wel een heel akelige vorm van boetedoening, dat zij zouden moeten helen wat ondertussen nauwelijks nog te helen is. Het maakt me woest en razend als ik politici hoor die zichzelf heel belangrijk en verantwoordelijk vinden, maar die zonder verpinken alles doorschuiven naar de volgende generaties. Het is een verhaal dat ik vaak vertelde, hoe ik zo kwaad was op de wereld toen ik 16 was. Kwaad op de generaties voor me, die de wereld al voorbij een bepaald punt hadden gebracht. Dat ik in mijn hoofd het leven van Fons erbij kon tellen, waardoor ik kon gaan tot 1900 hielp me. (Zie ook het stukje dat ik onlangs schreef over de tijd.) Op een of andere manier nam ik me toen voor om me voor te bereiden op de kwaadheid die van mijn kinderen zou komen, als zij aan mij zouden vragen wat ik had gedaan om die ellende te vermijden. En dat is dan toch, denk ik, de ultieme basis van mijn engagement, de kinderen. Ik herinner me dat ik ooit op een zaterdagochtend een lezing moest geven aan de jongeren van Jong Groen. Ik moest aan hen uitleggen waar mijn engagement vandaan kwam. Op weg daar naartoe, op de Turnhoutsebaan in Antwerpen, besefte ik ineens dat zij mijn kinderen zouden kunnen zijn. Het was alsof ik wilde proberen me in mijn verhaal te verantwoorden tegenover hen. Ik heb hun dat ook proberen uit te leggen, en ze reageerden heel mooi. Er is iets van schuld. Ik weet niet of het boetedoening is. Er is ook verzet. Als ik het even niet meer weet, haal ik die ene zin terug: de aarde voelt jouw verzet wel.

Als ik me afvraag hoe mijn veronderstelde dochter Julia naar me zou kijken, dan denk ik dat ze zou zeggen dat het misschien nog wel meevalt. Ik denk dat ze zou zien dat ik toch geprobeerd heb iets te doen. Zo voelt het ook wel voor mezelf. Als ik morgen zou sterven, zou ik wel het gevoel hebben dat ik iets heb gedaan. Maar of daarmee – als ik heel eerlijk doordenk – ook de erfschuld weg is, weet ik niet. Misschien krijg ik die, ook voor de andere dingen die ik beschreef, nooit uit mijn lichaam. Zal ik de pijn in mijn lichaam kunnen helen? Zal ik in een veilige verbinding kunnen gaan met een ander? Of is het zo dat ik dat beter niet nastreef?

Het gevoel dat ik onderhuids had de voorbije weken was dat na het afsluiten van het hoofdstuk Hoogstraten er langzaamaan een gevoel van alleen zou overblijven, iets dat er al was, maar dat ik nu nog naakter in de ogen zou moeten kijken. Soms zie ik dat al, op een of andere manier, in mijn lichaam. Soms hoort daar een immense vermoeidheid bij, iets van het gewicht van die erfschuld. Op sommige momenten lijkt het dan weer of er iets weg is van mijn schouders. Zo was er het verlangen de voorbije weken om hier in huis dingen op te ruimen en te veranderen. Ik ben al een beetje begonnen – de voorbije weken hadden we in Hoogstraten al goed geoefend – om dingen weg te doen die ‘zwaar’ waren. Ik voel dat het ook iets is dat ik in een meer ideaal geval aan jou zou vragen. Denk even mee hoe we die kamer zouden kunnen aanpakken en help misschien een klein beetje om het mee uit te voeren. Nu de mooie stoel er staat, net als de olielamp, mag het precies allemaal, voel ik dat het tijd is om verder te gaan met iets, al weet ik niet wat dat is.

Tot daar voorlopig. Ik hoop alleszins dat je verder blijft schrijven aan je theaterstuk. Het is sowieso dapper dat je dat doet. Wie het leest, zal dat ook voelen en zien. Jouw verhaal mag gezien worden, het is zoveel meer dan boetedoening.

Tot snel weer, liefs, jan