Leuven, 27 maart 2021
Lieve zus
Je brief zit al enkele dagen in mijn hoofd. Het is een brief die pijn doet. Orestes ben ik niet. Jan is al genoeg.
Ik weet niet goed waar te beginnen. Zoals altijd wil ik graag zorgvuldig op een brief antwoorden. Ingaan op elk onderdeel. Laten voelen dat ik alles goed gelezen heb. Niet de woorden naar mezelf toetrekken, maar laten voelen dat ik luister, en niet gewoon meteen weer over mezelf beginnen. Misschien is dat nog een van die dingen van onze moeder die me zo vaak vermoeiden of kwaad maakten. Als ik iets zei, als ik al iets zei, was het alsof het meteen uit mijn handen werd genomen, onteigend, een aanleiding om zelf iets te kunnen zeggen. Alsof ze op een of andere manier jaloers was op haar eigen kind. Het was iets van haar onzekerheid waarschijnlijk. Het was misschien een vorm van aandacht vragen. Het deed vaak gewoon ook pijn. Het was een van de vele varianten van mijn gevoel van geclaimd worden.
Jouw verhaal over het andere kind is voor mij, sinds ik het ken, hartverscheurend. Het is moeilijk om er iets over te zeggen zonder dat er iets in mij begint te razen. Ik laat het nog even wachten.
Ifigeneia dan. Ook dat verhaal doet pijn. Ik heb het altijd bijzonder gevonden hoe die oude verhalen, onderwerp van de grote tragedies, altijd iets van jouw wereld waren. Ze waren groot. Intens. Ik kon zien hoe jij naar die verhalen keek, en soms wou ik beter kunnen begrijpen wat je zag. Gewoon omdat ik je wilde horen vertellen. Misschien was het ook omdat ik je graag daar wilde zien staan, waar die grote verhalen vorm kregen. Ook al was ik er vaak niet op de momenten dat ik je had kunnen zien.
Dit verhaal is ook hartverscheurend. En het roept ook meteen een hevige reactie op, nu ik het rustig lees. Misschien is een eerste laag van die reactie een soort weerzin tegen die wereld van mannen en zogenaamde eer, en al het zinloze lijden dat daarbij hoort. De man komt in een conflict met de goden. Op een of andere manier is de kosmische orde verstoord, en dat moet rechtgezet worden. Dat is telkens een wereld van mannen, of toch een wereld waar mannen de norm zijn. Dat een vrouw wordt ontvoerd schendt de eer van de man, en daarmee het vaderland. De vrouwen in de verhalen zijn al vrouwen die kunnen bewegen, maar de ruimte waarbinnen is altijd omkaderd door die vanzelfsprekende mannelijke codes.
Het is ontroerend en ook een beetje triest hoe het verhaal voor jou veranderd is, nu je het opnieuw leest. Het offer, voor een kosmische en mannelijke orde. Alles wat je vertelt, hoe het jou raakt, hoe het spiegelt aan je eigen ervaringen. Hoe tragisch – misschien is dat ook in het verhaal de echte tragedie – dat het gevoel van verzet niet komt in eerste instantie. Ook wel mooi dat je dat nu wel voelt. Ik ben blij dat je boos bent. Misschien kun je ooit haar verhaal nog eens schrijven. Misschien bestaat het ergens, het theaterstuk waarin ze in verzet gaat, waarin we door haar ogen kunnen kijken naar wat er gebeurt. Misschien wordt Achilles ook wel een heel vervelende verwende vent of zo, in dat verhaal.
Het is allemaal moeilijk, omdat ik telkens ergens een beschermende reflex voel in mezelf. Het is ook een soort erfschuld. Een gevoel, met terugwerkende kracht, dat ik je had moeten kunnen beschermen van die pijn. Zoals in de verhalen van de dochter die aan haar vader vraagt om ingewijd te worden, om gezien te worden. Ik heb wel altijd een beeld gehad van hoe jij met open mond, verstomd, probeerde iets uit te schreeuwen. Iets dat niet kwam. Het was onder meer een roep om gezien te worden, zo voelde ik het vaak. Maar naarmate die dimensie van de vraag aan de vader om te kunnen leren duidelijk werd, voelde ik me ook schuldig. Want ik heb al die dingen wél geleerd. Ik moest ze ook wel leren. Ik moest ook alles kunnen dat hij kon, zo voelde het soms. Het was dubbel. Het was interessant om al die dingen te zien, om deel te worden van een soort intimiteit. Ik voelde hoe gelukkig hij was als we met ons drieën met het hout bezig waren, hij met zijn vader en zijn zoon in één ruimte. Mannen die samen iets maken, het is een mooie vorm van mannelijke intimiteit. De intimiteit van het geweld heb ik nooit begrepen, vond ik altijd weerzinwekkend. De broederschap, ook in een oorlog, begrijp ik wel.
Ik leerde die dingen, maar ook op een verwarrende manier. Ik vroeg hoe je een fototoestel moest gebruiken. En hij duwde me een boek in de hand. Dick Boer, Het fotoboek. Dat moest ik dan eerst maar eens lezen. Op een bepaald moment won ik op de middelbare school een fotowedstrijd. Met foto’s van onze grootvader en ook van onze neef Bart. Ik won een boek dat uit onze winkel kwam. Ik had het gewonnen, maar thuis ging het boek terug naar de winkel en werd het weer verkocht. Ik wou gitaar leren spelen en hij gaf gitaarles, maar niet aan mij. Ik moest het zelf maar leren. Het was fijn om samen op huwelijksreportage te zijn. Ik zag zijn dwarsige, licht anarchistische kant. Maar het was pijnlijk om te zien hoe hij na een tijd problemen kreeg met zijn ogen, waardoor hij niet altijd meer goed kon scherpstellen en mijn foto’s soms de zaak moesten redden. Het was niet fijn om van onze moeder te moeten horen dat mijn foto’s mooier waren dan de zijne. Ik wilde niet tegen hem uitgespeeld worden. Er was waarschijnlijk zijn droom dat ik de winkel zou overnemen. Ik ging, onder lichte dwang, naar die opleiding fotografie in Turnhout. Ik vond het niet fijn, voelde me niet veilig, en stopte er ook al snel weer mee. Ik heb hem daarin dus ook afgewezen waarschijnlijk.
Ik had vaak het gevoel dat ik alles gedaan kreeg bij hem wat ik echt wilde. Maar je moest wel zijn gebruiksaanwijzing volgen, en die was een beetje ingewikkeld. Het was vaak alsof het jou niet lukte. Het heeft misschien iets met mannen en communicatie te maken. Je moest naast hem gaan staan, niet tegenover hem, om iets te vragen. Je moest het met een omweg doen. Het was een soort driebanden. Nu iets vragen. Wachten. En dan een dag later of zo had hij iets gemaakt. Ik denk dat velen hem ingewikkeld vonden, een beetje nors en gesloten. Ik denk dat veel mensen een beetje bang waren van hem. (Zoals ik soms ook denk dat sommige mensen bang zijn van mij.) Maar ik vond hem redelijk helder, al bij al. Bij onze moeder was het voor mij altijd anders, nooit was het veilig.
Maar toen jouw verhaal me duidelijk werd – en veel daarvan is pas echt helemaal duidelijk geworden terwijl we het huis vooraan aan het uitruimen waren en al zijn spullen moesten wegdoen – was het toch een soort schok in vertraging. Er was dat gevoel dat ik je niet had kunnen beschermen. En er was het besef dat ik nooit echt erover had nagedacht dat ik dingen te leren kreeg omdat ik een jongen was. Er waren al zoveel ingewikkelde dingen. Ik lag al vroeg zo in de knoop met alles wat mannelijkheid was, en dan – veel te laat – moeten beseffen dat ik op een of andere manier was bevoorrecht, net omdat ik een jongen was. Dat ik die dimensie onvoldoende gezien had al die tijd maakte mijn schuldgevoel nog groter. Nog een soort erfschuld erbij. Het zal nog wel een hele tijd verwarrend blijven.
En dan het andere Greetje. Het is heel erg moeilijk om er iets over te zeggen, omdat ik eigenlijk alleen maar een soort razernij voel, nog steeds, na al die tijd. Het is zo verschrikkelijk oneerlijk. Er zal wel een of andere goede bedoeling in gezeten hebben, op een verwrongen manier. Maar het is een verderzetten van een toxisch patroon. Ik ben heel erg lang kwaad geweest op onze moeder. Maar ik was ook heel erg kwaad op haar vader en zijn vrouw. Eigenlijk wil ik in mijn herinnering met hen niets meer te maken hebben. Ik begrijp niet dat er niet meer verzet was en is tegen hem.
Verzet. Ik wens het je toe, heel erg. De giftige slang. Ik denk dat je die nog wel zult verslaan. Het blijft een heel zwaar beeld voor mij. Te beseffen dat het gewicht van sommige dingen in jouw leven nog veel zwaarder was dan ik vermoedde. Misschien wist ik het intuïtief. Misschien hadden we de tijd nodig om onszelf in onze levens te vinden om pas daarna al die dingen uit te kunnen spreken. Ik ben echt heel blij dat we die dingen nu kunnen delen, dat we elkaar daarin kunnen vinden. En het maakt me ook droef en opstandig.
Ik heb me heel erg verzet tegen de dingen thuis. Misschien ook op een onhandige manier, misschien harder dan nodig was, misschien net wel heel goed. Pas in de voorbije jaren ben ik echt beginnen te begrijpen hoe dat allemaal gegaan is. Pas nu zie ik dat er ergens in mij toch een gezond stuk zat dat NEE zei. Verzet tegen de dingen is sowieso een heel fundamenteel onderdeel van mijn existentie geworden. Maar wat thuis betreft, was het een hachelijk maar noodzakelijk pad. Ik weet nog heel goed waar ik stond in de kamer toen mijn lichaam voor mij besliste dat ik NEE zou zeggen, dat ik uit de omgekeerde rolverdeling wilde stappen, dat ik niet meer wilde zorgen voor haar. Het was het begin van een jarenlang gevecht op leven en dood. Wat ik deed, moet heel hard geweest zijn voor haar. Het pendant van opoffering en voortijdig het verzet staken is zelfvernietiging. Het is me bijna gelukt, in die jaren. Ik ben heel dicht bij die rand gekomen. Mijn grens bevechten, waarachter ik wel misschien recht van leven had, heeft me eindeloos veel energie gekost. Het geeft een dubbel gevoel nu. Aan de ene kant is er een besef nu stilaan dat ‘het’ bij mij misschien wel gestopt is. Aan de andere kant is er een grote vermoeidheid.
Ik heb er ook een prijs voor betaald. In mijn ervaring was mijn verzet ook heel eenzaam, heel veel jaren lang. In de periode net voor je zou trouwen en kinderen krijgen was jij op jouw manier ook in een soort verzet, en ik keek er erg naar op (wat ik trouwens altijd wel heb gedaan). Toen voor mij het gevecht nog volop bezig was, was jij ondertussen een tweede keer getrouwd en kwamen er kinderen. Soms voelde het alsof dat de eenzaamheid van mijn gevecht nog groter maakte. Ik begreep soms niet dat jij niet meer kwaad werd. Het leek soms alsof jij via de kinderen een of andere band met je moeder wilde herstellen. Het voelde soms als een soort verraad, aan jezelf, en misschien ook wel een beetje aan mij, al vond ik dat ik sowieso geen enkel recht had op een of andere vorm van vanzelfsprekende steun. Nog meer had ik vanaf toen het gevoel dat ik de ‘rare’ was in het gezin. Ik was diegene die altijd ‘moeilijk moest doen’. Ik had een kosmische orde verstoord, en mijn lot was ook een eenzame odyssee. Moeilijk doen was mijn manier van overleven. De beklemming waartegen ik vocht is altijd in het huis blijven hangen, ik voelde het nog die laatste weken. Ik kreeg het de hele tijd te horen, al of niet subtiel. Als we iets moesten afspreken, was het vanzelfsprekend dat we ons zouden schikken naar wat voor jou kon, “want Greet heeft kinderen”. Ik voelde daarin geen kwaadheid naar jou, wel een bevestiging van iets anders, van de ‘andere’ te zijn. Ik had een relatie in die tijd. Zij wees die heel erg af, op een manier die ik haar niet kon vergeven. Ik denk dat onze vader die relatie in eerste instantie wel goed vond. Hij vond haar eigenlijk “eindelijk eens iemand normaal” of zo. Maar in mijn gevoel is hij door zijn vrouw bijgestuurd. Onze grootmoeder steunde mijn relatie onvoorwaardelijk, zoals ze dat in mijn aanvoelen altijd deed.
Ik voel soms nog hoe diep dat verzet in mij zit, het gaat naar de allerdiepste laag. Het heeft te maken met de pijn van levens voor mij.
Wat je zegt over het verhaal van Ifigeneia doet me op een of andere manier aan iets heel anders denken. Het heeft ook iets met verzet te maken. Mijn tijd aan de universiteit was, laten we zeggen, een zwaar parcours. Er waren ook grote gevechten. Een ervan had met Hadewych te maken. In het vak Middelnederlandse lyriek moesten we Hadewych lezen. De prof was een vreselijke man, en hij gaf op een vreselijke manier les, voor mij toch. Ik had het op een dieper niveau heel moeilijk met de mystieke gedichten van Hadewych (en dat is nooit overgegaan). In mijn beleving waren die erg pathologisch. Ik voelde een soort sublimatie van zoveel menselijke vrouwelijke verlangens. Ingeperkt in haar tijd, in haar geloof, in haar situatie van – zo voelde ik het toen – een fundamentele onderdrukking kon ze alleen via een gigantische projectie al haar lichamelijke verlangens projecten op een mystieke, niet te realiseren, eenwording met een goddelijk (mannelijk) wezen. En die prof kon alleen maar benadrukken hoe geweldig het allemaal was, die diep doorvoelde zielenroerselen. Hij was zelf een priester, ik denk ook notoir alcoholicus. Hij gaf al jaren hetzelfde, ofwel Hadewych ofwel hoofse minnelyriek. En ik die ondertussen ook algemene literatuurwetenschap studeerde, vond zijn benadering akelig en ondermaats. Ik voelde misschien iets van zijn verwrongen eigen houding als priester. Bij het examen moest je exact herhalen wat hij had gezegd, en dus ook zeggen hoe geweldig Hadewych was. Ik kon het niet, en wou het niet. Ik kende de hele cursus, had het zonder moeite zo kunnen antwoorden, maar tijdens het examen weigerde ik te zeggen wat hij wilde horen, ik was te koppig en te trots. Het is door dat vak dat ik mijn jaar moest overdoen. Toen ik het resultaat kreeg, heb ik meteen enkele andere proffen gemobiliseerd, waaronder de decaan. Het heeft ertoe geleid dat ik uiteindelijk formeel gezien mijn diploma voor de middenjury heb gehaald, want ik was al aan het werk ondertussen. Die andere proffen hebben me heel erg gesteund, gaven me tips. Het voelde goed hun steun te voelen. Misschien was het een zware prijs voor mijn verzet. Maar tussen mij en de manier waarop velen Hadewych zien is het nooit meer goed gekomen. Ik begrijp nog steeds niet goed hoe men haar diepe existentiële pijn kan bejubelen. Het kan zijn dat ik me helemaal vergis, maar zo voelde ik het.
Met welke blik wordt een verhaal verteld? Zo eindeloos veel verhalen worden gezien door de ogen van mannen, en dat is zo vermoeiend. Ik word er niet minder gevoelig voor met de jaren. Soms word ik opstandig bij het lezen van een boek. Soms voelt het als een verademing om de vrouwelijke blik te voelen, en dan zie ik het verhaal dat het zou zijn geworden als een (klassieke) man het had verteld. Het is goed om dat telkens weer te voelen, hoe je kunt kijken. Zo ben ik nu aan het kijken naar de geweldige serie I May Destroy You. Een fascinerende en ook verstorende en ontroerende serie over een verkrachting en vormen van grensoverschrijding. Het verhaal raakt diepe lagen in mij. Er gaat een grote zelfbewuste kracht uit van hoe dit verhaal verteld wordt, hoewel het heel erg de chaos weergeeft. Misschien gaan we erop vooruit, nu zoveel vrouwen, ook in de literatuur, verhalen vertellen en vaak laten zien hoe bepaald de blik was die velen vanzelfsprekend vonden in de literatuur van zoveel mannen.
Tot hier voor nu.
Liefs, jan