Geldermalsen 30 maart 2021
Dag Ton,
Het is alweer een tijd geleden dat we bij jou in de kamer zaten om te werken aan onze productie rond 75 jaar bevrijding. Ik mis deze bijeenkomsten. Tussen alle praktische dingen door hadden we vaak goede gesprekken over de betekenis van ons werk, waarom we theater maken, wat we willen bereiken. Jij was de grote ervaringsdeskundige in het betrekken van de gemeenschap bij onze producties. Je wist de sociale betekenis van onze voorstellingen te vermenigvuldigen met educatieve programma’s, interviews, klusavonden. Je wist overal nieuwe groepjes te maken en iedereen er bij te betrekken. Omdat je geloofde in de kracht van samen theater maken rond een betekenisvol verhaal. Je vroeg me steeds naar de diepere betekenis van mijn teksten, naar de boodschap, naar wat we nu eigenlijk aan de wereld willen vertellen. Want het moest echt ergens over gaan, het moest relevant zijn voor de gemeenschap. Je was ook mijn onderzoek maatje. We lazen, discussieerden, gingen er op uit om materiaal te verzamelen. We hebben heel wat mogelijke verhalen bedacht samen.
En nu ligt het samen theater maken al meer dan een jaar stil. We hebben onze productie voortijdig moeten stoppen. We hebben besloten om het werk wat we er in gestoken hebben te documenteren. We gaan kijken of we iets zinvols kunnen vertellen over onze werkmethode. Misschien als een afsluiting van een periode waarin we ons toelegden op het mobiliseren van de gemeenschap van Tricht, een periode waarin we vooral gericht waren op grote producties waar iedereen aan mee kon doen. Misschien zeg ik omdat we wellicht toe zijn aan een nieuwe stap. Het taaie proces van samenwerken met de verenigingen en de corona stilte zijn aanleiding voor reflectie op ons werk in het ‘community’ theater. Ik ben inmiddels gestart met een onderzoeksproject en een schrijfproject in het kader van de masteropleiding theater in Maastricht. Jij hebt me actief geholpen bij mijn eerste schrijfprobeersel als speler en gesprekspartner.
Daar staan we nu.
Ik ben je gaan schrijven omdat ik graag met je van gedachten wil wisselen over mijn onderzoeksproject, artistiek onderzoek zoals dat in de opleiding heet. Dit artistiek onderzoek heeft zijn wortels in de productie Wind die we samen gemaakt hebben. Daar heb ik ervaren wat samen theater maken kan betekenen voor het verwerken van een collectief trauma in de gemeenschap. Ik heb gezien wat het heeft betekend voor de makers, de deelnemers, het publiek en de getroffenen. Het uitwisselen en vervolgens verbeelden van de verhalen heeft openheid gebracht, heeft emoties los gemaakt, heeft mensen aangezet om met elkaar te spreken over wat ze hebben meegemaakt en heeft uiteindelijk rust gebracht in de herinnering. Je zou kunnen zeggen dat het een therapeutisch proces is geweest voor iedereen die er bij betrokken was, in klassieke termen zou je het catharsis kunnen noemen.
Ik weet nog niet waar mijn onderzoek me naartoe zal leiden, maar dit was het begin. Inmiddels ben ik me gaan concentreren op de rol van het verhaal in het theatrale proces. Welk verhaal wil ik vertellen, wiens verhaal, hoe komt dit verhaal tot stand en wat brengt het teweeg. Ik zit dus meer als schrijver dan als regisseur in het onderzoek. Al vind ik dat onderscheid vooral kunstmatig. Ik beschouw mezelf maar als maker. Naast het verwerken van verhalen van anderen, zoals we dat tot nu toe gedaan hebben, onderzoek ik hoe ik ook mijn eigen verhalen kan vertellen. Ik ben daarbij vooral geïnteresseerd in verhalen over lijden. Welke vorm moet een verhaal hebben als het gaat over diepe emoties als pijn, verdriet, angst? Hoe kun je deze ervaringen communiceren op een open en toegankelijke manier? Zodat toeschouwers zich er in herkennen, zodat er een vorm van loutering kan plaats vinden. Hoe overstijgt het verhaal het individuele lijden naar een gedeeld lijden, een universeel lijden? Hoe blijven de verschillende lagen en perspectieven zichtbaar, de complexiteit die zo inherent is aan lijden? Allemaalvragen over het hoe.I k kijk daarom graag naar hoe andere kunstenaars het doen. Wat voor oplossingen zij gevonden hebben.
Zo heb ik me laten inspireren door William Kentridge, en zijn concept van werken in de studio. En door Simon McBurney en zijn groep Complicité, die hun methode ‘devising theatre’ noemen. Ik ben gaan nadenken over het ontstaansproces van het verhaal, over hoe ik als schrijver aan mijn materiaal kom en hoe ik dit materiaal in een narratief verwerk. Ik heb de behoefte gekregen om me los te maken van mijn schrijftafel en op een meer interactieve manier te gaan schrijven. Ik ben daarom van plan om een studio, of zoals ik het liever noem een werkplaats in te gaan richten waarin ik samen met anderen aan mijn verhalen kan werken. Waar ik het proces van nadenken, materiaal verzamelen, schrijven, repeteren en tonen met elkaar kan vermengen. Het concept van de werkplaats heeft ook iets autobiografisch. Mijn grootvader en vader waren beiden houtbewerkers. Ik heb als kind veel tijd doorgebracht in hun werkplaatsen. Ik vond het fascinerend. Maar jammer genoeg ook frustrerend omdat ik als klein meisje alleen maar mocht toekijken. Ik werd niet ingewijd, ik mocht niet meedoen, dat was kennelijk niet voor meisjes weggelegd. Het doet me goed om dit idee van de werkplaats nu op te pakken en daar een eigen vorm voor te zoeken. Ik weet dat jij ook graag in de werkplaats staat en daarom vind ik het fijn om er met jou samen over na te denken.
Wat er gebeurt in de werkplaats is dat de materialen meer ‘in hun eigen zijn’ aanwezig kunnen zijn. Ik kan een tekening naast een tekst op de muur hangen. Ik kan iemand interviewen te midden van mijn papierwerk. Ik kan een set bouwen, iemand laten dansen, een dialoog improviseren. Dit kan allemaal naast elkaar in de ruimte aanwezig zijn. Verschillende materialen kunnen elkaar beïnvloeden en tegenspreken. Ik hoop daarmee het hard werken in mijn hoofd te doorbreken. Ik ben gewend om een verhaal volledig in mijn hoofd te bedenken. Alle elementen uit mijn voorbereiding tot één geheel te dwingen, tot één verhaal. Ik kan uren zitten nadenken met gefronst voorhoofd tot ik de juiste wending heb gevonden. Het is een moeizaam proces dat tot weinig productie leidt. Dat wil ik doorbreken.Niet alleen om het mezelf makkelijker te maken, maar ook om tot andere verhalen te komen. Ik hoop op meer gelaagdheid, op onverwachte wendingen, op meer verbinding met de wereld om me heen. Ik wil mezelf bevrijden van de verantwoordelijkheid om absoluut het juiste verhaal temoeten vertellen. Ik zou willen dat het verhaal meer zichzelf gaat vertellen en dat betekenissen zich meer gaan ontvouwen. Het sluit meer aan bij mijn wereldbeeld dat de chaos van het leven uiteindelijk toch niet te bedwingen is. En ook dat een verhaal altijd een collectief verhaal is.
Een nieuwe methode van schrijven uitzoeken dus. Met als uiteindelijk doel misschien om het idee van catharsis nieuw leven in te blazen.
Tegelijkertijd ook zoeken naar een hernieuwde betekenis van mijn werk als theatermaker in de gemeenschap. Ik zou meer willen doen dan om de paar jaar een groot participatieproject, waar het toch vooral gaat om het samenbrengen van mensen. Het maken van een voorstelling mag meer een ontmoeting zijn voor mij. Ik mag er zelf ook meer zichtbaar in zijn. Zoeken naar nieuwe vormen van participatief theater zou je kunnen zeggen. Het werk van Complicité is daarin heel inspirerend voor mij. Zij hebben met hun gezelschap een manier van werken uitgevonden die ze heel gul en open delen met hun publiek en met andere groepen die theater maken. Ze gaan samenwerkingen aan met andere groepen, maar blijven ook steeds eigen producties maken en hun werk ontwikkelen. Ze helpen in feite anderen om hun eigen verhaal te vertellen waarbij ze steeds zoeken naar de geschikte theatrale vorm voor dat specifieke verhaal. De participatie is gericht op samen theater maken, op het samen zoeken. Niet het sociale, maar het artistieke aspect staat voorop.
Ik ben ook nog aan het denken over het vormen van een ‘ gezelschap’ , een ‘collectief’, om samen nieuwe verhalen te maken en met vormen te experimenteren. Een vorm van continuïteit waarin we iets kunnen opbouwen, een eigen stijl, eigen thema’s, zodat ons werk meer betekenis krijgt.
Beste Ton ik zou het heel erg leuk vinden als je met mij een conversatie zou willen starten over deze onderwerpen. Het mag lekker breed, want mijn artistiek onderzoek is nog in de beginfase, ik ben nog niet meteen op resultaat uit. Zie jij bijvoorbeeld ergens een noodzaak om met het idee van catharsis bezig te zijn in het theater? En waar vind jij dat onze verhalen vandaan moeten komen als we theater maken? Hoe zou jij participatie willen vorm geven? Vind je dat we (meer) theater moeten maken in de gemeenschap waarin we wonen en waarom? Voel jij iets bij het idee van een werkplaats? En van een ‘gezelschap’? Dat soort vragen.
Ik ben benieuwd naar je reactie.
Lieve groet,
Greet