Tricht, dinsdagavond 20 april 2021
Goedenavond beste Greet,
Het is weer tijd voor een vervolg op mijn eerdere post. Het is een beetje druk geweest de afgelopen dagen met een onverwachte valpartij van mijn moeder, het door haar verliezen van d’r bankpasje en nog een aantal regelzaken in Houten die daar uit voortkwamen. En dan nog de online Frisdisco. Maar….. dat is nu achter de rug of loopt weer volgens de verwachtingen.
De afgelopen dagen geprobeerd het woordje ‘lijden’ in mijn gedachten wat uit elkaar te rafelen in mijn eigen woorden en gekoppeld aan mijn eigen ervaringen in een brief en een soort mindmap te plaatsen. Nou kan ik bij het schrijven een koppeling maken met alle persoonlijke ervaringen maar…. ik weet niet zeker wat jij met de brieven gaat doen. Als ze voor iedereen online in te zien zijn, zoals jij in jouw eerdere mail voorstelde (blog), dan is het, denk ik, niet handig als ik die voorbeelden beschrijf. Dat is wel jammer want dat geeft juist wat meer inzicht en mogelijk ook herkenning en/of roept duidelijker vragen op.
Waarom wil ik het niet openbaar op internet zetten? Enkel en alleen omdat de meeste mensen die er in voorkomen nog leven en niet op de hoogte zijn van mijn reflecties of toestemming hebben gegeven om voorbeelden waar zij een rol in spelen te gebruiken om op internet te zetten. Zelfs met anonimiseren gaat dat volgens mij niet lukken. Daar zijn ze de momenten vaak te specifiek voor.
Daar moeten we even samen over nadenken en een heldere oplossing voor vinden.
Laat ik daarom nu, tot na ons gesprek of jouw reactie, even verder gaan zonder het al te veel te koppelen aan concrete ervaringen of voorbeelden.
Lijden
Laat ik beginnen met de constatering dat ik op dit moment eigenlijk niet het gevoel heb dat ik lijd. Dat klinkt als een luxepositie als ik links en rechts om me heen kijk. Natuurlijk zijn er dingen waar ik last van heb, teleurgesteld in ben, soms verdrietig of bang voor ben maar ik ben van mening dat ik op dit moment niet ‘lijd’.
Ik doe al een aantal maanden boodschappen voor een zieke dame in Tricht en als ik de boodschappen af geef, blijf ik meestal even praten. Omdat het leuk is en ook omdat het haar, zoals zij aangeeft, helpt omdat het haar eigen gedachten en situatie even naar de achtergrond schuift als ik vertel over wat ik heb meegemaakt. Ze is al meer dan acht maanden ziek. Wat ze heeft is eigenlijk niet duidelijk of beter gezegd wat de oorzaak is van haar ziekteverschijnselen. Heftige hartritmestoornissen, duizeligheid en een enorme vermoeidheid zodra ze ook maar iets te veel onderneemt . Dan moet ze op de bank gaan liggen, echt minstens een paar uur uitrusten, liggend op een matje yogaoefeningen doen en proberen aan helemaal niets te denken. Ze komt al maanden niet of nauwelijks buiten en zit de laatste dagen heel af en toe in de zon maar ook dat kost haar heel veel energie. Ze wil heel graag van alles doen, weer zijn zoals ze vroeger was maar het lukt haar niet.
De afgelopen weken heb ik vaak gedacht aan de onderstaande tekst die ik al geschreven had maar nog niet verwerkt in een brief aan jou en daar heb ik het met haar over gehad.
Daar kom ik later op terug. Eerst even wat uitweiden over lijden en bewegingen.
Ik zie het lijden door een frame van bewegingen. Klinkt misschien gek maar ik ervaar wat ik hoor en zie over het lijden als een beweging. Niet voor uit niet achter uit of opzij maar de diepte in. Met de zwaartekracht mee, zeg maar. Diep in een put zakken, op weg naar het uitzichtloze moment.
Omdat ik het theater ook vanuit zo’n zelfde denkkader bekijk, gaat de dynamiek van het theater ook over bewegingen. Het schetsen en tonen van bewegingen. Bewegingen van personages, naar iets of elkaar toe, van elkaar of van dat iets vandaan en in verschillende vormen en snelheden. Het lijden als voortdurende beweging de diepte in trekt mij niet aan. Dat is een te eenduidige lijn. Ik zou het lijden als gegeven het liefst willen koppelen aan de bewegingen die er aan vooraf gingen, er voor gezorgd hebben dat je er in terecht komt of aan de bewegingen die er voor zouden kunnen zorgen dat je van het lijden vandaan kunt, er uit komt. Een eenduidige beweging richting het eind van de put en de dood is niet echt interessant. Een tegenstelling in de bewegingen wel.
Ik moet daarbij altijd denken aan de clowntraining op de Akademie voor Expressie en aan de standbeeldmethodieken van Augusto Boal.
Wat gaat het personage doen in reactie op wat er in of voor hem of haar gebeurt, al of niet als gevolg/resonantie van iets, een beweging of beeld, in haar of zijn omgeving? In die training kwam steeds het begrip “gul” naar voren. Ergens 100 % voor gaan. Als je iets interesseert er naar toe lopen, als je er bang van wordt weglopen, als je iets wilt zeggen gericht wegsturen, als je terug wilt omdraaien en al die bewegingen steeds eenduidig en…gul.
Die schakelmomenten/wisselingen in de richting van de beweging/de vectorengeven ruimte en inzicht in de afwegingen van het personage op weg naar een keuze. De zichtbare of getoonde impact van andere gedachtes of impulsen zoals de flic dans la tȇte. Het geeft inzicht in de drijfveren van een personage en de stappen die het maakt of juist niet. Voor of achterwaarts, er naar toe of er vandaan. Dat vind ik een grote kracht van het theater: dat je niet alleen als speler kunt uitzoeken wat het personage beweegt maar ook de kijker kunt laten zien, kunt tonen, wat er speelt op weg naar een keuze. In die zin, denk ik, dat je ‘lijden’ wel kunt uitbeelden in een monoloog, in een dans, met hulp van een decor, licht, muziek of zang maar juist de bewegingen er vandaan maken het voor de kijker herkenbaar of vertaalbaar.
Ik vroeg die mevrouw gistermiddag, toen ik weer een paar boodschappen bij haar bracht, aan het eind van ons gesprekje dat meestal maar dertig minuten mag duren omdat ze dan weer moet rusten, na een korte verwijzingen naar mijn brieven aan jou, of zij naar haar idee ‘lijdt’ aan haar situatie?
“Ik vind het wel heel erg dat ik bijna niets kan en dat al maanden niet maar dat vind ik eerder zonde, teleurstellend, verdrietig of erg. Maar….een week of twee geleden toen dacht ik echt dat ik ‘leed’. Dat was toen ik al een paar dagen zo het gevoel had dat niets hielp, dat ik er echt niet in mijn eentje uit zou kunnen komen, dat ik er geen uitweg meer voor zag. Dat was volgens mij wél echt lijden. Dat je niet meer in staat bent om het zelf op te lossen, om je situatie te veranderen.”
Ik probeer het even in een monoloogje te vertalen:
“Au, ik wil dit niet. Ik hou dit niet vol…..ik wil hier uit….het doet pijn….nee, ik hou het niet meer…ik wil dit niet meer….. niemand die me helpt….. niemand kan mij helpen…..ik wil dit niet….ik ben op….ik wil dat dit ophoudt….stop!…..stop!....was ik maar dood….dan is het voorbij…..ik wil dit niet meer…ik weet het niet meer…..echt niet….ik wou dat ik dood was!”
De beweging is hier een neerwaartse lijn, de diepte in en nog dieper… naar de dood.
Maar er kan ook opeens een klop de deur zijn, een brief die in de brievenbus valt, een gedachte aan iemand, een plotselinge foto, een herinnering die plots oppiept, een beeld, het getjilp van een vogel, een hond die naast je komt liggen. Handvatten, stukken hout in de kolkende zee die je kunt vastpakken, waar jij jezelf aan vast kunt klampen en weer ‘in beweging’ komen. In een andere richting bewegen, groot of klein, hoe vaak dan ook. In die bewegingen van personages zit voor mij de kern van de theatrale dynamiek over lijden en misschien wel elke thematiek van de mens.
Zelfs het laatste moment van de monoloog kan het nog beweging zijn. Alleen al de vraag: Hoe kan ik dan dood? is er een. De keuze voor wandeling naar het station, naar het perron, de brug, de trappen op naar het dak van de hoge flat, het openen van de besteklade en het uitzoeken van het mes.
Hoe sterk zijn de neerwaartse krachten of valt je opeens iets op dat jou afleidt van je plan, je van gedachten doet veranderen, dat jouw verlangen verandert? De doodstrijd is een dynamisch gebeuren. Maar het eind blijft alleen de dood. Dood, stil…het einde van een vector. Als de dood dan al beweging veroorzaakt, is dat in ‘de ander’ maar niet meer in het personage dat we volgden.
Ik zou willen kiezen voor de potentie van beweging in ‘het lijden’. Niet voor de gekozen dood tenzij je daar iets anders mee wilt laten zien in relatie tot de omgeving van het personage.
Moest ook denken aan “..iemand of een dier uit zijn lijden verlossen.” Dat is of een doodsklap met een schop of een helpende hand. Maar dan verschuift even de focus van de dynamiek naar de ander: “Geef ik mijn hand of pak ik een schop?” En dan weer naar degene in de put. “Pak ik die hand of niet?”
Ik ga voor de hand en voor de overlevingsdrang….. of overlevingsdrift? Ik denk dat ik die schop niet durf te pakken op dat moment.
Ik schreef in het begin van deze brief dat ik nu niet lijd en eigenlijk ook nog nooit momenten van echt lijden heb ervaren. Heb ik geboft? Natuurlijk waren er vervelende periodes, moeilijke momenten, pijnlijke besluiten en gedragingen, teleurstellende ervaringen en verdriet. Pijn maar geen lijden.
Ik heb ook wel last van wat er in mijn leven is gebeurt. Van de impact van de maatschappelijke situatie waar ik in zat en zit. Maar niet uitzichtloos, niet om depressief van te worden, niet om aan of door te lijden.
Wat mij daar erg in bezig houdt is het groeiende verschil tussen de mogelijkheden of noem het kansen van de personages die in armoede leven en die waarvan de wieg aan de rijkere kant van de samenleving staat. De impact ervan op de kwaliteit van leven, op kansen en mogelijkheden. Groeiende tegenstellingen ook in de Nederlandse samenleving. Lang dachten we: “Dat is alleen maar in Amerika, zó ver laten wij die ongelijkheid niet komen in Nederland.” Maar dat kun je nou niet meer zeggen of denken. De documentaire over het basisonderwijs in Amsterdam Noord, de verschillen in gezondheid en de lengte van leven als je uit de arbeidersmilieu komt of uit een geprivilegieerd milieu, het discussieprogramma van Jeroen Pauw de afgelopen twee zondagavonden en honderden andere voorbeelden.
Ik zou hier best graag willen uitweiden over mijn eigen ervaringen maar dat doe ik dan wel mondeling. Waarover?
Over “Waarom wel met Frits maar niet met Martin?”,’ over nylon overhemden en zes kleuren blazers, over “Weiger ik militaire dienst of niet?”, over de Molukkersrellen in 1971, over “Heb jij een kind?
Geen lijden maar wel jammer dat het zo allemaal moest gaan.
Lieve Greet, tot zover even wat woorden over ‘lijden’.
Ik had je nog beloofd te reageren op twee andere punten in jouw eerste brief. Het werkplaatsmodel en het collectief omdat ik daar ook blij en enthousiast van wordt.
De werkplaats als basis voor een nieuw theaterwerk, opgebouwd vanuit een combinatie van materialen, combinatie van bronnen, combinatie van mensen, spreekt mij aan. Atelier, open ruimte, open space, empty space (Joshi Oïda/Peter Brook). Afwisseling/mengeling/mix van nadenken, materiaal verzamelen, schrijven, tonen, schaven, repeteren en weer tonen en dan weer verder. Het cyclische element, de dynamiek van, zeg maar, de Echternach-processie: twee voor uit en een achteruit. Ik zie nu in een filmpje dat die dynamiek niet meer bestaat in Echternach. Het is nu een “Springprocessie” geworden. Vreemd eigenlijk dat dit een spreekwoordelijk model is voor een niet lopend project. Er zit ook op modernere naaimachines, nou ja modern, in de jaren ‘60 een steek op die steeds even terug pakt. Dat heeft toch zijn voordelen blijkbaar. Maar goed, je snapt wat ik bedoel.
Ik vind niets leuker dan het maken van een mind-/beeldmap als element in het maakproces en dan liefst heel breed aangevlogen. Van foto’s tot en met filmfragmenten, krantenknipsels tot gedichten, geluidsfragmenten, liederen, klassieke muziek en modern, schilderijen tot en met cartoons, luchtjes, stoffen, objecten. Ga zo maar door. Vraagt wel om een stevige opslagruimte van materialen die je daarna weer kunt verwijderen of invoegen.
Voorbeeldje? Kijk maar even naar deze reportages over het werk van Steef de Jong. Ik herken misschien iets van jouw vroegere herinneringen aan het samen iets maken in de werkplaats. Niet alleen van de werkplaatsen zoals die we die hanteerden in mijn opleidingstijd bij Theatervormgeving met Apostolus Panagopoulos. Een groot lokaal met klei, papier, hout, geluid, objecten en noem maar op. Het aanvliegen van de thematiek als vogels die met van alles in hun bek het struikgewas in duiken om een nest gaan bouwen. Maar ook de sensatie om met een clubje Trichtse handige mannen een decor in elkaar te zetten met experimenteren, veranderen, weggooien en selecteren, zeker in de momenten met de fysieke aanwezigheid van de spelers.
Kortom…een letterlijke en figuurlijke werkplaats lijkt me een heel goed plan.
Ik zie op dit moment meer in een klein clubje van twee of drie zoals Niki de Saint Phalle en Jean Tinguely. Heftige, beetje arrogante vergelijking, toch?
En dan nog het vormen van een gezelschap. Een collectief om samen nieuwe verhalen te maken en met vormen te experimenteren.
Een vorm voor continuïteit, eigen stijl, eigen thema’s, óns werk meer betekenis laten krijgen in de gemeenschap waarin wij wonen.
Tja, dat is geen gek idee. Maar eigenlijk zie ik dat als een gedachte die steeds concreter kan worden als de andere zaken wat meer concreetheid krijgen. Een collectief moet groeien vanuit urgentie. Dat kan muziek zijn, een componist, een danser, een tekenaar, een houtbewerker, noem maar op.
Ik verwacht dat we daar geleidelijk aan wel in zullen groeien en we kennen genoeg mensen in de regio om daar mee te experimenteren. Weet nog niet of ik een groot collectief echt zie zitten. Wel een hele mooie uitnodigende kaartenbak.
Kijk voor de juridische kanten van de naam en eventuele rechtspersoon hebben we al een Stichting.
Lijkt me goed om daar een bestuursvergadering aan te wijden en zo de doelstellingen van de Firma te relateren aan de plannen.
En dan beginnen met verbindingen zoeken met mensen in de richting van wat we willen aanpakken als eerste invalshoek en dan wikken en wegen en merken en evalueren wat een goede toevoeging zou kunnen zijn aan het maakproces.
Ik merk als ik naar het werk van zowel William Kentridge en Simon McBurney kijk dat ik de beelden en digitale kwaliteiten heel bijzonder vind maar zelf die vaardigheden helemaal niet of nauwelijks in huis heb. Laat staan de apparatuur en de vaardigheid om die elementen met enig gemak en passend toe te voegen. Jij?
Lieve Greet, de zon schijnt nog even. Ik ga naar buiten.
Verder met het lezen van een boek.
De avond is ongemak en Mijn lieve Gunsteling, Marieke Lukas Rijneveld heb ik uit, De Saamhorigheidsgroep ook van Merijn de Boer. En twee boeken op aanwijzing van anderen: Lampje van Annet Schaap en de trilogie Een Groene bloem van Floortje Zwigtman. Dat laatste was nog een voortvloeisel van onze repetities met Project 1 in februari.
Tot binnenkort maar weer.
Met lieve groet, Ton