Tricht, vrijdagmiddag, 2 april 2021
Goedemiddag beste Greet,
Dank voor jouw brief.
Lang, heel lang geleden dat ik onverwacht een echte brief ontving.
Met een helder verhaal en een verrassend verzoek.
Het lijkt mij een leuk idee om de komende tijd per brief met elkaar van gedachten te wisselen.
Ik heb er niet van te voren bij stil gestaan maar door de klanken van Radio 4 op de achtergrondrealiseer ik mij dat het Goede Vrijdag is. Eigenlijk een heel geschikt moment om het over ‘het lijden’ te hebben. Wetend dat er dan zondag weer een Verrijzenis aan komt. Dat biedt perspectief. In ieder geval voor sommigen en ook voor sommig lijden.
De koppeling van de muziek van radio 4 met wat jij over theater schrijft, roept hele concrete herinneringen op. Aan een bezoek aan de passiespelen in Tegelen tijdens de laatste jaren van mijn middelbare schooltijd op Bisschoppelijk College in Roermond. Heuse Romeinen in een Limburgs bos.
En aan mijn eigen rol in het lijdensverhaal gespeeld met andere jongens van de bovenbouw, zou je nu zeggen, van de Sint Tarcisiusschool in Heerlen. Ik was apostel maar de rol van Jezus had ik liever gewild. Ik was vast te klein en had er waarschijnlijk, volgens de begeleidende juf, niet het ‘goddelijke’ lichaam voor. Ferry had dat wel. Die mocht in zijn zwembroek omhuld door een witte lakentje aan het kruis hangen, nou ja, hangen, er net vóór staan zodat het leek alsof hij…..
En dan bij de kruisafneming in de handen van Mariëtte liggen. Dat wou iedereen wel. Mariëtte speelde Maria, met een blauwe hoofddoek om haar mooie gezichtje en verder ook weer in witte lakens. De meisjeskwamen van de Materdei, toen nog een katholieke basisschool voor meisjes. Zag net op internet dat die niet meer bestaat.
Ik was als apostel, ook door lakens omgeven, een geel tafelkleed over mijn schouder en een geel gordijnkoord als riem. Maar welke apostel? Ik meen Petrus maar zou ook een ander kunnen zijn. Niet Judas, dat zou ik wel onthouden hebben. “Ik heb hier geen herinnering aan” zei Mark Rutte gisteravond.
Maar…terug naar jouw brief.
Mooi hoe jij essentiële elementen van ons gezamenlijke theaterwerk in de afgelopen zes jaar benoemt: betekenis hebben, betrekken en bereiken, samen, boodschap, relevantie voor de gemeenschap.
Het voortijdig stoppen van ons laatste project (“Vrijheid…. daar zit muziek in!”) vond ik zelf verschrikkelijk moeilijk. Het was voor mij tijdens het maakproces een bundeling van veel mogelijke en krachtige elementen: de achterliggende doelstelling van de verbinding van beide dorpen, de verhalen van inwoners als startpunt, persoonlijke verhalen van inwoners, van heel vroeger, van de Tweede Wereldoorlog, van de bevrijding en van nu. Veel lokale deelnemers. Muziek. Zang. Het scheppen van een totaalbeeld; een theatrale omgeving die de bezoeker anderhalf uur opslurpt in een andere wereld. En…. een uitbundig perspectief.
Het is echt jammer dat het door coronamaatregelen vlak na de eerste repetities is blijven steken. Maar…. door alle gedachten die sindsdien in mijn hoofd speelden, begrijp ik wel waarom jij schrijft over een nieuwe stap, een reflectie op ons werk.
Niet dat ik na de zomervakantie verleden jaar al toe was aan bezinning. Ik geloofde nog in een mogelijk vervolg. Toen dat ook in oktober, november 2020 steeds minder haalbaar leek, heb ik me bijna hals over kop in een nieuw project gestort: Tricht BinnensteBuiten. Met verhalen, als resultaat van interviews door andere inwoners met meer dan dertig inwoners, met foto’s van die inwoners gemaakt door weer andere inwoners. Met een doel en een bedoeling: het veilig en coronaproof tegen komen van dorpsgenoten, hun foto’s en hun verhalen en in de hoop op een flink publiek. Het verbinden van bewoners met elkaar. Bewoners met verschillende leeftijden, achtergronden, opvattingen, ervaringen, herinneringen en verwachtingen. En dan met andere inwoners coronaproof de tentoonstellingsborden maken, de verhalen vertalen naar borden op tien locaties, het neerzetten van de borden met tien stevige doe-het-zelvers uit het dorp, met koek en koffie. De lol die zij er allemaal in hadden en ook uitspraken. Die aspecten gekoppeld aan het enthousiasme waarmee het project na de opening op 27 maart is ontvangen, de reacties in de media en op straat in het dorp, juist van mensen die ik wel vaker had zien fietsen of wandelen maar nog nooit gesproken had, hebben voor mij naast tevredenheid en plezier ook een vorm van verwerking geboden voor het wegvallen van het muziektheaterproject.
Deze week voelt als een warme deken. Geeft gevoelens van voldoening. Journalisten, fotografen, een televisieteam dat langs komt. “Wil je ons in contact kan brengen met inwoners die op de borden staan? En kun je hen vragen of wij met hen mogen praten?’
Irene, Kristin en ik keken elkaar na de opening niet alleen tevreden maar ook geëmotioneerd aan. Het was gelukt en zou nog verder gaan.
Dus, beste Greet, ik heb, om het maar in jouw termen te zeggen, weer een ‘catharsis’ achter de rug. Dus ook tijd om afstand te nemen en te reflecteren want nieuwe plannen voor het werken met inwoners, hun thema’s, hun fysieke inzet en aanwezigheid op de vloer of in de bouw- of repetitieruimtes? Het zit er niet gelijk in.
Alle ruimte voor het schrijven van een brief terwijl ik luister naar Gustav Mahler’s Symfonie nr. 4 in g grote terts, deel 3. Ruhevoll, poco adagio!
Kwart over drie is het nu, Jezus is bijna een uur geleden gestorven. Nog even symfonisch verdriet en muzikale pijn maar dan…. op weg naar de Verrijzenis.
Jouw interesse in verhalen over lijden, over angst, pijn en verdriet ken ik natuurlijk al door het werken met jou en Seppe in de eerste werksessies van Project 1, begin van dit jaar. Fietsend naar onze tijdelijke speelvloer , de eerste werkplaats, dacht ik: “Lijden, lijden…tja lijden. Heb ik daar wel iets mee? Natuurlijk ken ik emoties als pijn, verdriet en angst maar….lijden? Lijd ik wel eens of lijd ik misschien constant?”
Het werk in ons ‘laboratoriumpje’ en de woorden en tekeningen achteraf in mijn ‘dummie’ verschoven de focus naar de oorzaken van die emoties. Naar ‘het afgesneden worden’, naar het verbreken van wat verder kon en mócht gaan, naar ‘het los moeten laten’, naar ‘het niet meer kunnen maar ook naar het niet meer mogen’. Door toeval, door de omgeving of door de ‘flic dans la tȇte.
En daar is gelijk een vonkje in mijn hoofd en ook wel in mijn hart.
De verbinding met mijn theateractiviteiten in de jaren ‘80 en ‘90, geïnspireerd door de ontmoetingen en werken met Augusto Boal en het gedachtegoed van zijn Theatre de l’ Oprimé. De workshops in Parijs, Brussel en Utrecht. Een verbinding met de voor mij hele waardevolle periode, dat ik mee werkte in Theatergroep Kast, een laboratoriumgroep van studenten en docenten van het toenmalige VTU, Vormingstheater Utrecht[1]. Ik werkte toen bij het VTU als docent ‘spel en project- en regieontwikkeling’ en was in die rol ook deel van Kast in de avonduren.
Daar is van alles over te vertellen en te schrijven. Ook in het kader van het nieuwe onderzoek. Juist in het vormingstheater en bijvoorbeeld het Kultureel Front was er een steeds intensiever gesprek over de manier van theater maken. Over realistisch of juist metaforisch, over werkelijkheid of verbeelding.
Een zoeken naar de meest geschikte theatraliteit en tegelijkertijd naar theatervormen die ons zelf heel erg aanspraken. De theatrale keuzes in de voorstelling van Mystero Buffo, gemaakt en gespeeld door het collectief van de Internationale Nieuwe Scène, leverden in ons groep geweldig inspirerende discussies maar ook nieuwe werkvormen op.In latere brieven kom ik daar wel op terug als dat nodig mocht zijn of aan de orde.
Een tweede vonkje in jouw brief ligt onder of in de woordjes Devising Theatre. Het werk wat ik in Utrecht deed, met studenten en met Kast, werd in het internationale Erasmus-netwerk waar wij als VTU onderdeel van uit maakten, door studenten en docenten van het Dartington College of Arts (stageplek in Rotherhite /Londen en opleiding in Totness) benoemd als ‘Devising Theatre. Ik ben nog Honourable Fellow geworden door mijn lezing over het ‘Devising work’ in Utrecht voor het geheel van docenten, bestuurders en ál de nog levende Fellows die mij voorgingen.
In Londen ervaar ik in die tijd de mogelijkheden van theater, van eigen betrokkenheid, eigen beelden en idealen, het zelf maken met deelnemers in een geschiedenis en culturele ontwikkeling van Shakespeare, Oscar Wilde en … het derde vonkje….!
Ja, dat was een bijzonder moment in Totness. Kan ik ook nog uren over vertellen of schrijven. Er staat nog steeds een appelboompje op het terrein dat ik toen heb geplant als herinnering aan dat moment en de verbinding Dartington en Utrecht.
Het derde vonkje in jouw brief spetterde in mij ‘op’ bij het lezen over jouw nieuwe inspiratiebron, het werk van Simon McBurney en zijn Theatre Complicité. Door de stagiaires van ons in de dependance van Dartington in hartje Rotherhite/ Londen leerden wij ook hun werk kennen. Heb hen zelf nooit aan het werk gezien maar onze gesprekken gingen, net als bij ons in Nederland naar aanleiding van Mystero Buffo, over de keuzes voor en mogelijkheden van een meer theatrale omgeving. Met een veel sterker accent op beweging en beeld, tekst en enscenering.
Die discussies hebben in de faculteit in Utrecht in de jaren ’90 o.a. geleid tot een speciale aandacht voor de manier waarop Jacques Lecoq in Parijs zijn spelers opleidde en de nieuwe mogelijkheden en voorwaarden die dat met zich mee bracht in het maakproces van zijn/hun voorstellingen. Over het lichaam van de speler, over het verbinden van het eigen lichaam als bron met het spel, met het werken op de vloer, met beweging en klank en over alle aandacht die daar in het repetitieproces, het maakproces van de voorstelling, naar uit ging: de speler als bron en de totstandkoming van de vorm- en tekentaal in verbinding met de speler en zijn medespelers. Niet alleen in eigen klank en beweging, ook in de dialoog, het ensemble en tegelijkertijd ook de enscenering.
Ik heb een paar filmpjes van Complicité gisteren bekeken. Kan me voorstellen dat hun werk jou inspireert. Kreeg ook verschillende associaties bij wat jij in jouw recente werk mooie beelden vond of mooie motorische momenten. Dat spel, taal en beweging samenvallen en ook samenvallen met de totaliteit van het theaterbeeld op dat moment, inclusief klank, geluid, licht, muziek en objecten.
Het werk van Jacques Lecoq vroeg en vraagt eigenlijk een heel eigen vocabulaire. Een vocabulaire dat je ook bij Complicité ziet. En ook bij meer en ander werk. Ik heb nog steeds contact met oud-studenten van het VTU en de opleiding Docent drama, uit Utrecht die op die manier naar de essentie van theater kijken en daar mee werken. Als maker, speler, regisseur maar ook als docent, therapeut, coach of als begeleider.
En dan heb ik het tot nu toe alleen maar over de eerste twee pagina’s van jouw brief.
Nog helemaal niet over andere vonkjes en mijn eigen beleving en betrokkenheid bij theater en ‘lijden’ of het werkplaatsmodel.
Gaat gebeuren!
Ik stel voor, gezien de tijd, Jezus is al drie uur dood, dat ik nu deze brief aan jou verstuur en de komende dagen verder ga met een reactie op jouw verzoek.
Met hartelijke groet,
Ton
[1] een studierichting aan de Akademie voor Expressie door Woord en Gebaar, nu de opleiding Theatermakers aan de faculteit Theater vande HKU, werkte met forumtheater in allerlei pedagogische en vooral reflecterende situaties. Het VTU was in de jaren ‘80 en ‘90 de politieke variant binnen de opleiding voor docent dramatische expressie/voming.