Speelruimte | Greet Mertens

Greet Mertens

lege stoelen groen

Speelruimte

Geldermalsen, 20 april 2021

Dag Ton,

Allereerst natuurlijk super bedankt voor je uitgebreide antwoord op mijn eerste brief. Het is zo ontzettend fijn om samen met iemand over deze onderwerpen te kunnen nadenken. Jouw gedachtes zetten mij weer op weg. Zoals die steen die je in het water ketst.

Ik zit nu op mijn nieuwe schrijfplekje. Ik heb dit weekend de werkplaatsingenomen. Zeer beperkt, nog maar één ruimte, maar het is een begin. Er moet nog wat gesloopt worden en hier en daar wat geverfd en zo. Dat komt later. Ik merk dat het me goed doet om een ruimte buiten het huis te hebben om in te werken. Het geeft me iets meer gevoel van vrijheid.

Je hebt me verteld over jouw verlangen om via het theater iets teweeg te brengen in de wereld. Om mensen te raken en in beweging te brengen. En dat die drijfveer je hele carrière is blijven bestaan. Je hebt verschillende meesters voorbij zien komen en hebt allerlei vormen uitgeprobeerd. En is het is zo mooi dat je nog steeds op zoek bent naar nieuwe vormen die passen in deze tijd. Je zegt dat je soms haast voelt omdat er zoveel te doen is en omdat je niet het eeuwige leven hebt. Haast ook om van plannen maken tot actie over te gaan. Om te zorgen dat het ook echt gebeurt. Want daar ligt voor jou de voldoening. Als je mensen aan het werk ziet en als je de reacties van het publiek hoort. Je vroeg me of ik ook haast voel. Ik denk het niet. Ik denk dat ik mezelf met dit onderzoeksproject de ruimte gun om even stil te staan. Om te verdiepen en te ontwikkelen voordat ik weer naar buiten treed. Natuurlijk voel ik de tijd tikken en natuurlijk zou ik graag weer voor een publiek willen staan. Maar ik merk ook dat er tijd nodig is om helder te krijgen wat ik met het theater wil en welke vorm dat moet krijgen.

Nu ik het theater maken meer vanuit mijn eigenleven en mijn eigen thema’s benader merk ik dat het proces is veranderd. Ik duik nog dieper in de materie dan ik voorheen deed. Ik sla zijpaden in en laat mezelf verdwalen. Ik ga op zoek zonder het einddoel te weten. Ik zoek connecties tussen mezelf en de wereld in plaats van tussen de wereld en mijzelf. Het werken aan een project is daardoor van meer betekenis geworden voor mijzelf. En ik hoop dat ik dat op één of andere manier ook kan overdragen. Want het zoekproces, het zoeken naar betekenis, is dat niet waar het uiteindelijk om gaat? Daarin zit de ontmoeting geloof ik.

Je schreef over het doel van participatief theater. Je wil graag dat er wat ruimte komt in de vastgeroeste en berustende denkbeelden van mensen. Dat mensen meer durven te leven. Is dat ook een doel voor ons als makers? Waar kunnen wij wel wat ruimte gebruiken? Voor mijzelf geldt dat ik wel wat speel-ruimte kan gebruiken. Spelen om los te komen uit mijn hoofd, uit het serieuze, uit het overdenken. Van het bankje afkomen en de dansvloer opgaan. Dingen ontdekken die ik niet kan bedenken. Meer durven. Zou het mogelijk zijn om met de werkplaats een veilige ruimte te creëren waar gespeeld mag worden, waar geleefd kan worden? Wat is daarvoor nodig?

Ik heb de laatste tijd veel nagedacht over transformatie. Of theater een ruimte voor transformatie kan zijn. Toen ik het één van mijn mentoren vroeg, zei hij zonder aarzelen: ‘voor de makers misschien, maar niet voor het publiek.’ Het klopt dat bezig zijn met een theaterproject voor mij nieuwe denkbeelden oplevert, nieuwe vaardigheden uitlokt, nieuwe ervaringen genereert. En vooral het samenwerken aan een project kan mijn leven soms voorgoed veranderen. Het zit in het intense contact, in het helder moeten krijgen van gecompliceerde vragen, in het vinden van de juiste vorm, het omgaan met de beperkingen. Het zit vooral in het actief creëren, het uitdrukken, het communiceren. Om het publiek een gelijkaardige ervaring te geven, moeten ze aan het werk gezet worden. Zoals jij vertelt, met educatieve programma’s bijvoorbeeld. Maar ik zou graag willen weten of dat ook op een andere manier kan, binnen de ervaring van de voorstelling. Of zoiets als catharsis nog mogelijk is in het theater van nu en vooral of het nog relevant is. Het idee van loutering ken ik vooral uit de spirituele en therapeutische hoek. Ik zou het dan compassie noemen. Je open stellen voor het lijden van anderen (of van jezelf), zonder oordeel en zonder weerstand. Meegaan op de golf van de emotie. Zelf voelen naar aanleiding van het voelen van de ander. Gedeeld voelen, ieder in zijn eigen lichaam, ieder met zijn eigen beelden. En de rust die daarna komt. Het hoeft overigens geen lijden te zijn, het kan ook vreugde zijn. Maar de vraag is of we het theater nodig hebben om momenten van catharsis/compassie te creëren. En of het publiek uit is op deze ervaring. Als ik voor mezelf spreek, dan ben ik daar wel op uit. Als ik naar het theater ga, dan wil ik graag meegenomen worden in een andere wereld, weg van het dagdagelijkse, maar ik verwacht ook dat het op een bepaald moment over mijzelf gaat. Dat ik iets herken, dat er iets in mij gebeurt. Ik verwacht een raakpunt, een ontmoeting, een open gaan, een inzicht. Dat de fictieve wereld waar ik naar kijk uiteindelijk over iets ‘ echts’ gaat. En over een andere kijk op dat ‘echte’.

Maar hoe kom ik als maker op die andere kijk, op dat nieuwe inzicht, op die alternatieve werkelijkheid. Een alternatief dat de moeite waard is om aan een publiek te laten zien. Of is het voldoende dat ik er naar zoek. Misschien hoef ik geen pasklaar antwoord te geven. Misschien juist niet. Daar twijfel ik toch. Als kijker hou ik van een duidelijke boodschap. Voorstellingen die de laatste tijd indruk op me gemaakt hebben hadden duidelijke beelden die niet mis te verstaan waren. De hoog geheven vuist van Othello in regie van Daria Bukvic. De naaktheid in Milo Rau’s La Reprise. De familietafel in Luk Perceval’s Yellow. Beelden die in mijn geheugen gegrift staan. Voor mij zit de hand van de meester in die helderheid, die eenvoud, die zeggingskracht. Er zit ergens een samengaan van eenvoud en complexiteit. Van gelaagdheid en helderheid. Die wil lik vinden.

Op dit moment ben ik nog in de fase dat ik worstel met het vorm geven van persoonlijke thema’s in een relevante vorm. Toegankelijk en betekenisvol voor anderen. Waarschijnlijk aarzel ik te veel. Waarschijnlijk zijn er al inzichten, maar ben ik me er nog niet van bewust. Het is dus oefenen geblazen. Ik ben nu bijvoorbeeld aan het nadenken over jezelf opofferen, geofferd worden, een offer brengen. Een thema waar ik in mijn eigen leven mee geconfronteerd word. Het verhaal van Ifigeneia is daarin een inspiratiebron. Het beeld van de wachtende soldaten die naar de oorlog willen varen en dat niet kunnen zonder het offer van een kind, een dochter. Door haar verhaal opnieuw te lezen merk ik dat er verzet in me groeit. Een invalshoek die ik eerder niet gekozen zou hebben om naar mijn eigen lijden te kijken. Daar begint dus iets van transformatie. En er ontstaat een begin van vorm: verzet, weerstand, weerwoord. Ik kijk er naar uit om in de komende dagen mijn onderzoek verder te zetten.

Ik eindig mijn brief even op dit punt. Er is nog veel meer te zeggen, dus dat ga ik ook zeker doen.

Tot later,

Liefs,

Greet