Geldermalsen, 5 mei 2021
Dag Jan,
Het schrijven lukt niet zo wel deze dagen. Ik lijk vast gelopen. Waarin weet ik niet eens. Het zal wel te maken hebben met de somberte en de angst om me heen. Ik moet erg mijn best doen om het niet te veel binnen te laten. Mijn oude overlevingsstrategieën worden weer uit de kast gehaald. Zoeken naar een veilige plek. Me afzonderen. In de toekomst proberen te kijken weg van het nu. Ik ken deze situatie. Ziekte om me heen. En zwijgen.
Over angst en verdriet wordt gezwegen. Wat is het toch dat we vinden dat het er niet bij hoort. Wie heeft ons geleerd om ons te moeten schamen voor onze kwetsbaarheid. Ik heb het altijd als een zware last ervaren om de pijn van de ander te voelen zonder dat er over gesproken mocht worden. Alsof het te verbergen zou zijn. Alsof het te vermijden zou zijn dat de ander gaat meedragen.
Afwezig zijn in de pijn.
Afwezig zijn. Hoe te leven met iemand die afwezig is. Ik heb allebei onze ouders als afwezig ervaren. Ik ben een weeskind. Ik heb niet geleerd hoe ik verhaal moet maken van het leven. De dingen die gebeuren blijven als dichte wolken om me heen hangen. Ik kan ze niet pakken, niet aan elkaar breien. Soms wil ik zo graag dat er structuur in komt, dat het een begin en een eind heeft en een logisch geheel daar tussenin. Ik weet dat het dat nooit zal worden, maar ik had zo graag gehad dat iemand me dat in liefde had uitgelegd. Dat het leven niet in een verhaal te vangen is. Dat er ontelbare verhalen zijn en dat dat goed is. Maar ik blijf zoeken naar dat ene. Als een kind dat wil begrijpen. Ook nu. Ik wil aan mijn theatertekst beginnen, maar alles ontglipt me. Ik weet niet waar het over moet gaan. Ik zoek te hard denk ik. Ik voel me dat kleine meisje dat de wolken probeert te vangen.
Het is misschien ook niet het moment om te vangen. Misschien is dit een tijd om de wolken maar te laten voor wat ze zijn. En aanwezig te zijn. Bij wat er om me heen gebeurt. En ook in mij gebeurt.
Ik heb het beeld gezien van een meisje dat voor haar stervende moeder zorgde. Het is één van mijn voormoeders. De moeder is bang voor de dood, ze wil er niet naar kijken. De vader is ook bang. Net als alle tantes en ooms. Alleen het meisje is niet bang. Zij weet dat de dood bij het leven hoort. Ze weet wat er nodig is als het sterven zich aandient. Moeder legt haar lot in handen van het meisje zonder te zien dat die last veel te zwaar is voor een kind. Er is daar een soort misverstand ontstaan. Het kind is iets gaan dragen wat niet voor haar bestemd was en heeft het aan de volgende generaties doorgegeven. Een dieplichamelijk besef van wat de dood is, een besef van het verlies van leven, van tot stilstand komen. En de neiging om daar naartoe te gaan. Om zelf ook tot stilstand te komen. Die last mag terug gegeven worden aan de ketting van moeders. Het kind mag bevrijd worden, het mag zich wegkeren van de moeder naar het leven toe. Het hoeft niet meer.
Het beeld is nog dichtbij, ik kan er nog geen verhaal van maken, maar misschien over een tijdje wel.
Verhaal maken van wat er in mij en om me heen gebeurt. Dat had ik willen leren. Een vorm vinden. Een uitdrukking. Daarom trok ik naar mijn vader denk ik. Omdat hij misschien ook zoekende was naar een vorm. Hij zocht het in het ambachtelijke, de vaardigheden. Daar had ik weinig geduld voor, al heb ik het wel geprobeerd. Ik begin mijn ongeduld nu pas te begrijpen. Ik voel het nog steeds. Die drang om naar buiten te brengen wat er in me leeft is zo sterk. Daar is geen tijd om vaardigheden te leren. Ik had een leermeester nodig. Iemand die mijn ongeduld begreep. Iemand die zag dat ik verder wilde dan het ambacht. En dat dat ook nodig was. Omdat er te veel in mij leefde om binnen te houden. Die onrust. Nog steeds. Hoe die te temperen?
Ik probeer mezelf discipline op te leggen. Blijven schrijven, blijven zoeken. Het ambacht onder de knie krijgen, als dat al kan. Ik geniet van het boek dat je me voor mijn verjaardag gaf van Jón Kalmann Stefánsson, Het geknetter in de sterren. De opeenstapeling van kleurrijke woorden en beelden waaronder de pijn zo voelbaar is. Het is een feest om ze op deze manier te mogen mee-voelen. Via al die omwegen en zijpaden, door de ogen van het kind. Ik heb mijn taal nog niet echt gevonden. Ook daar zitten jaren van afwezige leermeesters. Leraren die mijn plezier in het schrijven hadden kunnen zien. Een moeder die haar liefde voor verhalen aan me had kunnen doorgeven. Ik zoek mijn weg terug naar het kind dat ik was. Om daar de draad op te pakken en mijn verbeelding de ruimte te geven. Soms voel ik me te oud. En vol zorgen. En vast geroest in oude dromen. Soms lukt het wel.
Dan zie ik niet Ifigeneia, maar Antigone. Dat andere Griekse meisje dat tegen de oude wetten van de macht in ging en haar eigen kompas volgde. Opstand. Ik denk dat ik daar maar eens induik de komende dagen.
Tot zover weer,
Liefs,
Greet