Ik sta op wacht | Greet Mertens

Greet Mertens

schrijfhuisje

Ik sta op wacht

1. Toen ik geboren werd, was mijn moeder op een haar na dood. Ze had zich helemaal gegeven. Daarmee was de toon gezet. Het werd mijn levensdoel om haar voor verder onheil te sparen.

2. In het half uur zonder klanten aan de deur ,kruipt mijn moeder in haar mini bikini en legt haar lange lijf op de oranje stretcher. De zon vindt haar tussen de wiegende berkenbomen en ik hou de wacht.

3. Mijn moeder brengt mij niet naar school. Dat begon me pas na een paar weken op te vallen.

4. De naaimachine sputtert tegen. Mijn moeder bijt op haar lip en bewaart haar kalmte. Daar is ze goed in. Het jurkje dat ze voor me maakt zal niet meer op tijd klaar zijn. Ze wil er niet van weten.

5. Mijn moeder praat zachtjes tegen de man die de onbedwingbare neiging had om zijn kinderen in elkaar te slaan .Hij is bang om dood te gaan. Ze wil zich niet herinneren. Niet nu. Zijn gezicht is niet om aan te raken, dus kijkt ze naar hem. Hoe hij haar leven eindelijk verlaat.

6. De buurjongen is gekomen om mijn moeder naar boven te dragen. Hij is sterk en weet hoe om te gaan met kapotte lichamen. Mijn moeder krijst het uit van pijn. Ik verberg me snel op de wc. Het is beter dat ze me niet ziet.

7. Mijn moeder roert driftig in een pan met jus. Ik sta achter haar en woorden rollen niet uit mijn mond. Ik mompel iets van spijt. Het klinkt als een schot in de rug. Ze houdt zich sterk. Dit komt nooit meer goed.

8. Ik heb de wapens tegen mezelf neergelegd. Er valt niets meer te bevechten. Dit is het moment van opgeven. Mijn moeder neemt zachtjes de witte vlag uit mijn handen en scheurt hem in repen. Hier, droog je tranen, zegt ze, dan kun je er morgen weer tegenaan.

9. Ik kijk door de ogen van mijn moeder naar mijn grootmoeder hoe ze bedolven onder glasscherven op bed ligt zo stilletjes en voor altijd van ons afgekeerd.

10.

Dochter: Zijt ge triestig?

Moeder: Triestig? Nee ik ben niet triestig.

Dochter: Weet ge het zeker?

Moeder: Ik ben content. Ik heb alles wat ik nodig heb.

11. Ik streel haar voorhoofd voor het eerst. Dat denk ik, ik zou het me toch herinneren als het anders was geweest. Ik zeg je mag gaan, het is goed. Maar ze gaat niet. Dan gaat ze toch.