Leuven, 6 juli 2021
Lieve zus
Ik weet weer niet goed waar te beginnen. Misschien eerst met hoe goed het me deed je nog eens in het echt, in drie dimensies, te kunnen zien bij jou thuis. Die trein kunnen nemen tot bij jou, het heeft altijd iets van een ritueel. De reis doet me telkens veel. Al voelde ik dat ik nu een beetje kwetsbaar was, ik wou zo graag dat het een beetje stil zou zijn, dat iedereen zacht zou bewegen. Maar dat was niet zo. Alles was weer heel normaal of zo. Al die mensen die telkens opnieuw hun werkelijkheid maakten in die trein, en waarom zouden ze dat niet mogen? Ik doe die reis bijna altijd alleen. Het is een vorm van verdwijnen, in het ritme, in het landschap. Een lange leegte tussen hier en daar.
Het deed me goed om bij jou thuis te zijn, rond te kijken. Er was een dubbel gevoel. Aan de ene kant voelde het helemaal niet zo alsof het al een jaar geleden was dat ik daar nog was. Het sloot gewoon aan bij de vorige keer. Aan de andere kant was er ook een groot besef, onderhuids, dat wij ondertussen op een heel andere plek in de tijd zijn aangekomen. Er is zoveel gebeurd in dat jaar. Het was heel bijzonder dat je me je nieuwe werkplek liet zien. Ik voelde me een beetje verlegen en stil. Maar ik zag en voelde al snel hoe de ruimte beweegt, en hoe jij daar kunt bewegen. Het is mooi hoe je ten opzichte van het licht verschillende plekjes kunt kiezen. Het geeft mij echt een goed gevoel te weten dat jij die ruimte daar hebt om aan je dingen te werken.
Ik vind het heel dapper wat je aan het doen bent. Die zoektocht naar vroeger. Alle dingen die je zei. Ze blijven dan nog lang door me heen gaan. Dat is ook een van de functies van zo’n treinreis. Wanneer ik uiteindelijk weer uitstap en door de stad naar huis loop, zijn er steeds beelden of woorden die blijven hangen.
Het valt me telkens op hoezeer er spiegels zijn. Dingen waarvan ik altijd gedacht had dat ze alleen in mijn lichaam doolden, die dus evenzeer ook bij jou bewegen. Zoals wat je vertelt over de relatie van onze ouders, hoe we die vroeger zagen. Ik herinner me dat ik me als kind vaak afvroeg waarom ze niet uit elkaar gingen. Soms hoopte ik, dat besefte ik later pas denk ik, dat ze een keer gewoon echt ruzie zouden maken. Gewoon frontaal, met een opbouw, een explosie, en iets dat dan weer gaat liggen, waarna er een verzoening of een nieuwe vrede volgt of zo. Dat zou helder geweest zijn. Niet dat onderhuidse smeulende gevoel dat er elk moment iets zou kunnen gebeuren. Het werd altijd net onderdrukt, en als het naar buiten kwam, werd het meteen in de breedte geduwd of zoiets. Wij waren ergens in de breedte, denk ik. Ik herinner me nog die afdruk van de pantoffel van mijn vader, boven de keukendeur. Hij zat aan de grote tafel, was kwaad op haar, die in de zetel bij de televisie zat, maar gooide niet naar haar, maar wel opzij, naar die plek boven de keukendeur. Die afdruk is er nog heel lang gebleven. Hij vatte het voor mij wel een beetje samen.
Ik heb ook niet het gevoel dat ik ooit intimiteit tussen hen heb ervaren. Soms begreep ik wat hij zo irriterend vond aan haar, soms begreep ik wat zij zo vervelend vond aan hem. Soms zag ik ook het tragische van de onbereikbaarheid in dat alles. Ik begreep niet goed hoe zij reageerde nadat hij gestorven was. Ik vond het mooi en dapper hoe ze haar eigen plek veroverde op dat immense huis, waarin de aanwezigheid van zijn spullen zo verstikkend kon zijn. En ik begreep tegelijk niet hoe ze toch precies zo verdrietig was ineens, hoe ze hem bleef eren of zoiets. Alsof ze hem toch graag gezien had. Ik had een andere reactie verwacht. Na enkele jaren viel het ook stil, en leek het of ze toch het gevecht met het huis had verloren. Waren het de uitgestelde demonen? Was het gewoon de vermoeidheid door een leven en een lichaam die het begonnen te begeven? Of was het toch een ultieme angst voor de eigen plek, die andere kant van de ondergeschikte rol zoals jij die benoemt?
Ik moet je eerlijk bekennen dat het me verwarde, toen je vertelde dat je die brieven aan het lezen bent. Wat je erin las, verwart me nog meer. Het is alsof ik zoveel jaar nodig heb gehad om met mildheid en vrede te kijken naar het beeld dat ik had van hoe zij waren samen. Het heeft me zoveel energie gekost. En nu moet ik dat beeld weer bijsturen? Iets in mij zou dat liever niet willen, denk ik. Misschien omdat ik dan mezelf weer in vraag moet stellen. Alsof ik een beetje voor de gek gehouden ben, en misschien alsof ik zelf stiekem het wel goed vond dat mijn beeld nogal eenduidig was. Dat was al moeilijk genoeg. Maar misschien moet ik dat gewoon een beetje loslaten. Geef me nog even wat tijd daarvoor. Op zich ben ik wel blij voor hen dat het ooit zo anders is geweest, dat ze grote dromen hadden. Het is wel een mooie gedachte dat ze samen op hun manier hebben gevochten tegen het kasteel en dat ze toch hun zin hebben doorgezet, binnen de marges die er waren. En het blijft me tegelijk een raadsel, nog meer naarmate ik ouder word, hoezeer die hele familie precies blijft zwijgen over de geheimen van dat kasteel, hoe er niet openlijker een lijn van verzet wordt getrokken. Het was een deel van mijn kwaadheid die ik probeerde te uiten tijdens de afscheidsdienst van onze moeder. Ik kan me er niet bij neerleggen dat demonen gewoon over de dood heen worden doorgegeven en dat we zouden moeten zwijgen.
Jouw vraag over wat jouw verhaal is, is een thema dat blijft terugkeren. Je inschuiven in een ondergeschikte rol, denken dat je geen recht hebt op een eigen plek. Het blijft me pijn doen, elke keer opnieuw wanneer je dat zo benoemt. Omdat ik zo graag zou willen dat het anders was. Naarmate je er meer over vertelt, naarmate je die dingen nog meer benoemt in die sterke beelden die je gebruikt, is het alsof ik elke keer beter begrijp hoe zwaar die greep uit een verleden als een natte dweil kan wegen. Meer dan ik vroeger besefte. Het is mooi dat we in deze fase van ons leven al deze dingen met elkaar kunnen delen. Het ontroert me diep, en het is helend. En het is tegelijk zo eindeloos tragisch en droef. De dingen die je nu aan het doen bent, de manier waarop je je verleden verkent en naar je plaats in het nu kijkt, hoe je dat alles wilt vertalen in een ding dat daar zal staan, dat alles is toch wel indrukwekkend. Ik denk dat je zo echt een lijn aan het trekken bent tussen het verleden en wie jij bent, nu. Dat doen is misschien wel het verhaal dat je nu bent. En dat ben jij, dat is niet gewoon een verhaal van anderen. Je bent iets aan het doen wat jouw voormoeders niet verondersteld waren te doen, of niet konden doen, of niet durfden doen. Iets van die keten stopt bij jou.
Bij al die beelden zijn er twee dingen over mezelf die naar voor schuiven in mijn lichaam. Het eerste heeft te maken met dat eigen verhaal. De moeilijke periode die ik meemaakte tussen laten we zeggen mijn 16de en mijn 26ste is op allerlei manieren te beschrijven. Een deel van wat ik toen deed, was een vorm van bewuste en onbewuste zelfdestructie. Je kunt dat allemaal mee duiden met inzichten over hoe trauma’s werken, ongetwijfeld. Maar in mijn hoofd is, en ook dat werd pas veel later duidelijk, was er een soort immense drang om als het ware mezelf, en al die dingen die me verbonden met dat verleden, uit te wissen, om terug van nul te kunnen beginnen. Dat was niet alleen zo in hoe ik toen dacht over de kinderen die ik wilde. Het was alsof ik al die zwarte dingen uit mezelf wilde wegschrapen, om toch vooral niet door te geven aan mijn kinderen wat ik zelf had gekregen. Er was ook een dimensie van opbouw. Een verlangen om iemand te worden die ik helemaal zelf had opgebouwd, centimeter per centimeter. In dat geval zou niemand me dat weer kunnen afnemen. Ook een verlangen om niets verschuldigd te zijn aan die plek waar ik vandaan kwam. Ik zie me nog staan, in de keuken, bij een van de zware ruzies in die jaren, hoe ik tegen mijn moeder uitschreeuwde: “Moet ik misschien dankbaar zijn?” Waarna ik de deur dichtknalde. Hoe hard ik haar daarmee raakte. Ik had zo van die vage dromen, over de wereld veranderen, over dingen kunnen schrijven. Ik dacht dat als ik maar genoeg, jarenlang, zou nadenken en lezen, ik misschien ooit een eigen gedachte zou hebben, een eigen inzicht. Het is een gedachte die me soms ineens overviel de voorbije jaren, wanneer ik mezelf bezig zag: “Zie hem daar bezig, dat kleine bange jongetje van toen, hij doet het toch maar allemaal.” Misschien ben ik wel ongemerkt geworden wie ik wilde zijn, ooit. Het is een goed gevoel. En tegelijk is het ook triest. Ik heb in zekere zin een heel radicale weg gekozen, van afbraak en daarna eindeloos veel discipline. Ik heb er misschien ook veel of te veel voor opgeofferd. Jij zult gelukkig die lange intense weg niet nodig hebben. Je bent nu je eigen verhaal aan het maken, én je hebt tegelijk die geweldige kinderen. En je bent op een heel mooie manier bezig met die heilige huisjes. Het verhaal is er al, denk ik, het verhaalt zichzelf.
Het tweede beeld heeft te maken met het ziekenhuis. Ik als kleine jongen achtergelaten in dat ziekenhuis. Jij die in de gang met je gezicht tegen het raam plakt. Je mocht niet naar binnen, mocht niet bij mij op de kamer. Het is een heel sterk beeld. Soms voel ik me bijna schuldig dat dat beeld jou zoveel pijn heeft gedaan en nog steeds doet. Alsof ik er verantwoordelijk voor was. Het pijnlijke aan het beeld is dat ik me in zekere zin nu pas kan voorstellen dat ik belangrijk was voor jou. Het pijnlijke is dat ik me als jongetje in dat beeld niet kan voorstellen dat ik zou mogen reageren tegen dat achterlaten, alleen in dat grote ziekenhuis. Alsof het allemaal normaal is, alsof dat alleen zijn een soort default-optie is. Misschien zit er in dat gevoel ook een soort van spiegel van wat jij de opofferingsbereidheid noemt. Iets van dat gevoel is in mijn leven diep verankerd in mijn lichaam, en ik merkte het in mijn verschillende relaties. Een soort onderliggend gevoel dat ik geen recht heb op liefde of een goede relatie, zeker als die dichtbij zou komen. En dat ik dat wel als eenzaam ervaren heb de hele tijd, maar op een bepaalde manier niet als een gemis, omdat dat concept zou veronderstellen dat ik ergens ‘recht’ op zou hebben. Misschien heb ik dat alles onbewust willen compenseren door dat grote project van mezelf opbouwen uit het niets, vraag ik me wel eens af. Ik weet niet juist hoe het allemaal werkt. Ik zie dat er veel mensen zijn die me echt graag zien, en dat is een wonderlijke gedachte, waarvoor ik eindeloos dankbaar ben. En tegelijk is het ook een heel klein beetje zo alsof al die mensen op de gang staan, aan de andere kant van het raam.
Ik denk dat ik niet goed heb geantwoord op jouw vraag waar die opofferingsbereidheid vandaan komt, wat jou drijft naar een ondergeschikte positie. Het blijft een beetje een doolhof met spiegels. Ik denk wel dat een van de antwoorden ligt in het creëren. Ook al vertrek je van bouwstenen die bezwaard zijn door verhalen van anderen, je bent wel een nieuw verhaal aan het maken. En dat kan alleen van jou komen. En het is al volop aan het ontstaan. Je bent het aan het bevrijden.
Liefs, jan