Geldermalsen 2 juli 2021
Dag Ton,
Het is een tijdje geleden dat ik je nog geschreven heb. Er was veel te doen aan presentaties voorbereiden en het schrijven van een onderzoeksvoorstel. Er waren veel vragen in mezelf over de route die ik aan het lopen ben. Waar die naartoe gaat en of ik niet moet bijsturen. Dit heeft te maken met wat je me terug gaf toen ik je verhalen over mijn moeder vertelde. Je zei dat je moeite had om mij te zien in die verhalen, alsof ik verborgen ben achter haar verhaal, alsof ik enkel de getuige ben van haar leven. Dat heeft me geraakt omdat ik het ook zo ervaar. Het voelt alsof mijn moeders leven het mijne overschaduwt. Het roept een verlangen op om me daaraan te ontworstelen. Maar tegelijkertijd voel ik ook een behoefte om haar leven recht aan te doen. Om haar uit de schaduw te halen die haar vader over haar leven heeft geworpen. Dilemma dus. En ook een innerlijke strijd: wat is dan mijn plek in al deze verhalen ver de generaties heen?
Om toch maar al doende dit dilemma te onderzoeken heb ik een paar scènes geschreven. Het grappige was dat al schrijvende ook de figuren van een vader en een broer opdoken. Ik had dit niet van te voren bedacht, maar het was alsof ze ook hun zegje wilden doen. En het voelde uiteindelijk goed om het gezin compleet te hebben en de dynamiek breder te maken dan alleen tussen mij en mijn moeder. Er gebeurde nog iets onverwachts. Er kwam aardig wat boosheid naar voren in de teksten. Alsof ik iets recht te zetten had. Ik merkte dat de verwijten er uit rolden, het kon me niet ver genoeg gaan. Ik had monsters van ze kunnen maken, een horror verhaal. Het zou een insteek kunnen zijn. Ik moet dan denken aan Roald Dahl en aan de film I’m thinking of ending things van Charlie Kaufman. Grappig was dat bij de feedback op mijn scènes sommige mensen helemaal los gingen op het uitvergroten van de boosheid als theatrale vorm en anderen juist vonden dat ik de emotie eerst moest verwerken voordat ik het in een tekst kon gebruiken. Ik voel zelf meer voor het laatste maar hou ook wel van personages die wat over het randje gaan. Boosheid is in ieder geval een thema waar nog wat uit te zoeken is. Op aanraden van een collega heb ik Fierce attachments (Verstrengeld in het Nederlands) gelezen van Vivian Gornick, een autobiografisch (en feministisch) werk over een tumultueuze relatie tussen een moeder en dochter.
Tijdens het schrijven merkte ik inderdaad dat ik geneigd ben om het verhaal van mijn moeder te gaan vertellen en mezelf als getuige te positioneren. Op zich een goede positie, maar ik ben niet zeker of dat is wat ik wil met dit schrijfproject. Dus ik ben wat gaan experimenteren met de principes van rollenspel. Als schrijver heb ik de ‘macht’ om de personages een bepaalde rol te geven, een bepaalde positie in de dynamiek. Ik kan hen woorden in de mond leggen. En in die zin verdwijnt het onderscheid tussen mij en mijn moeder. Wat eigenlijk in de realiteit ook zo is, omdat mijn moeder zoals ik over haar vertel natuurlijk mijn ervaring met mijn moeder is. Dit bewust worden van mijn auteurschap helpt me bij het schrijven. Het idee dat ik aan het componeren ben, aan het uitvinden ben, aan het fröbelen ben. En dat ik zelf bepaal wie mijn personages zijn en dat het geen werkelijkheid is. Het is één werkelijkheid onder vele andere. Het geeft me ook een bepaald verantwoordelijkheidsgevoel: wat voor familiedynamiek breng ik ten tonele, wat voor moeder, wat voor dochter. Daar ben ik veel over gaan nadenken. Het heeft te maken met wat je in eerdere brieven hebt geschreven over je verlangen naar positieve verhalen. Ik kom steeds meer op het punt dat ik nieuwe verhalen wil schrijven op de puinhopen van de oude. Daarbij de oude verhalen volop eren en de pijn er in erkennen en doorleven. Maar ook open staan voor de transformatie, voor het ontstaan van nieuwe mogelijkheden, alternatieve werkelijkheden. Afdalen in de pijn, maar er ook uit herboren worden. Ik moet denken aan het beeld van de feniks, maar ook aan de composthoop.
Vanuit deze gedachten begint mijn onderzoeksproject steeds meer vorm te krijgen. Ik vind het interessant om uit te zoeken hoe je dat doet, nieuwe verhalen schrijven op de puinhopen van de oude. Hoe ver moet je duiken in je levensverhaal om tot transformatie te kunnen komen om nieuwe verhalen aan je leven toe te kunnen voegen. En waarom zou je dat doen, waarom niet gewoon steeds vooruit gaan zonder om te kijken. En natuurlijk ook: wat zijn dan die nieuwe verhalen en hoe kunnen ze bijdragen aan (de heling van) de wereld om ons heen? Waar raakt het persoonlijke aan het sociale, het politieke, het universele? En nog veel meer vragen. Ik kom ze zelf tegen nu ik probeer een theatertekst te schrijven die gebaseerd is op mijn eigen puinhopen. Ik kan mijn eigen schrijfervaringen dan ook goed gebruiken in mijn onderzoek. Eén van mijn mentoren zei: misschien kun je wel een methode ontwikkelen waar ook anderen iets mee kunnen. Misschien. Het is in ieder geval het proberen waard.
Naar aanleiding van de scènes die ik had geschreven, ben ik ook in gesprek geraakt over science fiction als mogelijk perspectief op de vragen die ik tijdens het schrijven tegenkom. Dat was voor mij een eye opener omdat ik me nooit eerder voor dit genre heb geïnteresseerd. Maar het is heel verfrissend om op die manier naar oude verhalen te kijken. Uitzoeken waar het anders zou kunnen en dat dan helemaal doordenken tot je een nieuwe realiteit hebt bedacht. Het doordenken, fantaseren, filosoferen brengt je op nieuwe mogelijkheden, routes waar je niet eerder aan gedacht hebt. En dat is soms nodig om uit oude verhalen los te komen. Voor mij gaat het op dit moment over alternatieven voor de traditionele familieverhoudingen, en moeder-kind relaties. Ik moet denken aan The Handmaids Tale van Margaret Atwood. Ik ben ook (feministische) science fiction gaanlezen van Ursula K. Le Guin en andere schrijfsters die nadenken over nieuwe vormen van familiebanden (Donna Haraway,Judith Butler). Erg inspirerend allemaal.
Ik ga het hier bij laten voor vandaag, Ton. Zoals je ziet is er weer één en ander in beweging.
Tot gauw,
Greet